Home

Gerechtshof Amsterdam, 17-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3842, 19/00959 tot en met 19/01227

Gerechtshof Amsterdam, 17-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3842, 19/00959 tot en met 19/01227

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
17 december 2020
Datum publicatie
17 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3842
Formele relaties
Zaaknummer
19/00959 tot en met 19/01227

Inhoudsindicatie

BPM; geheimhouding; 8:42 Awb - inbrengen kentekengegevens; bewijslast; hoorplicht; toepassing Unierecht; 110 VWEU; nieuwe of gebruikte auto; rentevergoeding; hoogte griffierecht

Uitspraak

kenmerken 19/00959 tot en met19/01227

17 december 2020

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X BV] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: J.A. Cardol)

en op het incidenteel hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

tegen de uitspraak van 9 juli 2019 in de zaak met kenmerken HAA 18/1069 e.a. (zie bijlage bij die uitspraak) van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft in 2017 en 2018 ter zake van de kentekenregistratie van 269 door haar ingevoerde personenauto’s de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) op aangifte voldaan.

1.2.

Tegen deze voldoeningen heeft belanghebbende steeds bezwaar gemaakt, waarna de

inspecteur in 2018 uitspraken op bezwaar heeft gedaan.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de

rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 9 juli 2019 als volgt op het beroep beslist (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):

“De rechtbank:

( a) verklaart de beroepen met na te noemen zaaknummers gegrond;

vernietigt de uitspraken op bezwaar;

en

vermindert de BPM als hierna vermeld:

in het beroep met zaaknummer

wordt de BPM verminderd met:

18/1206

€ 222

18/1319

€ 50

18/1325

€ 3

18/1331

€ 200

18/1360

€ 118

18/1361

€ 8

18/1365

€ 109

18/1368

€ 117

18/1370

€ 141

18/1374

€ 62

18/1375

€ 152

18/1377

€ 35

18/1379

€ 56

18/1518

€ 611,95

18/1529

€ 120,55

18/1530

€ 229,85

18/1675

€ 44,85

18/1682

€ 271,50

( b) verklaart de overige beroepen ongegrond;

( c) veroordeelt verweerder tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500;

( d) veroordeelt verweerder tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 3.066;

( e) veroordeelt verweerder tot vergoeding van het griffierecht tot een bedrag van € 2.704 en

( f) beslist dat, indien de vergoedingen onder (c), (d) en (e) niet binnen vier weken na de datum van deze uitspraak zijn betaald, de wettelijke rente daarover gaat lopen vanaf vier weken na de datum van de uitspraak.”

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door [oud gemachtigde] (hierna: [oud gemachtigde] ),

als gemachtigde van belanghebbende, ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 5 augustus 2019 en aangevuld bij brief van 2 september 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 30 januari 2020 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.

1.6.

Op 23 juni 2020 heeft het Hof een tussenuitspraak gedaan, waarin [oud gemachtigde] als

gemachtigde van (onder meer) belanghebbende is geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 8:25 lid 1 Awb (ECLI:NL:GHAMS:2020:1634).

1.7.

Bij brief van 25 juni 2020 heeft J.A. Cardol (hierna: Cardol) zich ‘middels het

recht van substitutie’ als nieuwe gemachtigde gesteld.

1.8.

Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft Cardol tussen 24 augustus 2020 en 20 oktober 2020 in 37 geschriften gronden van het hogere beroep ingediend. De inspecteur heeft met dagtekening 3 september 2020, 15 september 2020 en 2 november 2020 aanvullende verweerschriften ingediend en heeft tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft op het incidenteel hoger beroep gereageerd.

1.9.

Bij brief van 18 augustus 2020 zijn partijen uitgenodigd voor de mondelinge behandeling op 30 september 2020. Op 21 en 22 september 2020 zijn van belanghebbende twee als ‘conclusie van repliek’ aangeduide stukken ontvangen. Die stukken zijn door het Hof aangemerkt als nadere stukken in de zin van art. 8:58 lid 1 Awb. In het stuk van 21 september 2020 is (onder meer) verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling. Dit verzoek is door het Hof afgewezen bij brief van 22 september 2020. Bij faxbericht van 23 september 2020 heeft belanghebbende een verzoek ingediend tot wraking van de op de uitnodiging vermelde raadsheren. De wrakingskamer van het Hof heeft het wrakingsverzoek bij uitspraak van 29 oktober 2020 afgewezen.

1.10.

Belanghebbende heeft pleitnota’s aan het Hof doen toekomen.

1.11.

Het onderzoek ter zitting heeft - nadat een tweetal verzoeken tot aanhouding zijn afgewezen (zie 5.1 en 5.2) - plaatsgevonden op 5 november 2020. Het onderzoek in deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaken met kenmerken 18/00721 tot en met 18/00724, 19/00003 tot en met 19/000013, 18/00483, 19/00252, 19/00774 en 19/00775, 19/00781, 19/00803 en 19/00804, 19/00837, en 19/00886, betreffende in hoofdzaak dezelfde geschilpunten, maar deels andere belanghebbenden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld.

Algemeen

1. Eiseres is een bedrijf dat personenauto’s invoert teneinde deze op de binnenlandse markt te verkopen.

2. De ter zitting van 25 juni 2019 behandelde beroepen zien op aangiften en het daaraan gekoppelde voldoen van BPM ten behoeve van de kentekenregistratie van 269 van deze auto’s. De in de aangifte opgenomen nieuwwaarde van de auto is verminderd met een bedrag dat is gespecificeerd in het formulier dat daartoe bij de desbetreffende aangifte is gevoegd. Deze vermindering is berekend met behulp van de in het formulier vermelde waarderingsmethode.

Waarderingsmethoden

3. Van de 7 hiervoor genoemde door verweerder ingebrachte lijsten hebben de lijsten 2, 3 en 4 betrekking op de waarderingsmethode die is toegepast op auto’s waarvan de waarde in de onderhavige beroepen in geschil is. Daarbij zijn de volgende methoden te onderscheiden:

a. waardering op basis van de X-Raykoerslijst (lijst 2)

b. waardering op basis van een andere koerslijst (lijst 3)

c. waardering op basis van de tabel (lijst 4)

Op alle onder 2 hiervoor voormelde formulieren is de vraag of de auto een voormalige huurauto is, ontkennend beantwoord.

4. Bij de op lijst 2 vermelde zaaknummers (waardering aan de hand van de X-Raykoerslijst) is in de aangifte vermeld dat het om ‘marge-auto’s gaat.

Bij de op lijst 3 vermelde zaaknummers (waardering aan de hand van ‘een andere koerslijst’ hebben vijf zaaknummers betrekking op een waardering aan de hand van de koerslijst AutotelexPro, vijf zaaknummers op een waardering aan de hand van de koerslijst Eurotax en heeft één zaaknummer betrekking op een waardering aan de hand van een onbekende koerslijst.

5. In de zaken waarin de waarde is bepaald met behulp van de koerslijst van Eurotax heeft een medewerker van Eurotax per e-mail de volgende informatie verstrekt:

“Hierbij nogmaals de bevestiging dat de handelsinkoopwaardes die de koerslijst (Xchange) van Eurotax afgeeft zijn gebaseerd op marge personenvoertuigen”.

6. In de zaken waarin de waarde is bepaald met behulp van de koerslijst AutotelexPro is de in de waarde begrepen BTW berekend over de nieuwwaarde van de auto. De auto’s waarbij dit het geval is geweest, worden hierna aangeduid als BTW-auto.

Het zaaknummer 18/1518 ziet op een BTW-auto, waarvoor € 12.239 BPM is voldaan;

Het zaaknummer 18/1529 ziet op een BTW-auto waarvoor € 2.411 BPM is voldaan;

Het zaaknummer 18/1530 ziet op een BTW-auto waarvoor € 4.597 BPM is voldaan;

Het zaaknummer 18/1675 ziet op een BTW-auto waarvoor € 897 BPM is voldaan;

Het zaaknummer 18/1682 ziet op een BTW-auto waarvoor € 5.430 BPM is voldaan.

Leeftijdskorting

7. De gemachtigde heeft verweerder in de bezwaar- en/of de beroepsfase verzocht voor een aantal van voornoemde auto’s op de voldane BPM een vermindering ‘leeftijdskorting’ toe te passen. Verweerder heeft in lijst 6 opgenomen voor welke auto’s dit verzoek is afgewezen. Op deze lijst is onder meer het zaaknummer 18/1331 vermeld. In het verweerschrift dat onder meer op dit zaaknummer 18/1331 ziet, is opgenomen dat op de BPM inzake het op dit zaaknummer betrekking hebbende beroep alsnog een leeftijdskorting van € 200 dient te worden verleend.

8. De op lijst 7 vermelde zaaknummers zien op auto’s waarvoor het verzoek de leeftijdskorting te verlenen in beroep alsnog is toegekend. Het gaat daarbij om de volgende zaaknummers en kortingen:

in het beroep met zaaknummer

korting

18/1206

€ 222

18/1319

€ 50

18/1325

€ 3

18/1360

€ 118

18/1361

€ 8

18/1365

€ 109

18/1368

€ 117

18/1370

€ 141

18/1374

€ 62

18/1375

€ 152

18/1377

€ 35

18/1379

€ 56

9. Bij brief van 22 mei 2019 heeft de rechtbank de gemachtigde verzocht zich binnen drie weken na 22 mei schriftelijk uit te laten over deze door verweerder berekende bedragen van de leeftijdskorting. In deze brief is verweerder verzocht lijst 7 nogmaals in te zenden, voorzien van alle zaaknummers waarin verweerder akkoord gaat met het alsnog verlenen van een leeftijdskorting.

10. Aan de bij brief van 6 juni 2019 ingezonden versie van lijst 7 zijn - voor zover thans van belang - de voorheen op lijst 6 vermelde zaaknummers 18/1331, 18/1474, 18/1521 en 18/1525 toegevoegd.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Belanghebbende betwist naar het Hof verstaat de juistheid van de bedragen die op aangifte zijn voldaan en heeft voorts een aantal grieven van formeelrechtelijke en procedurele aard aangevoerd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Proceskosten en griffierecht

7 Beslissing