Gerechtshof Amsterdam, 30-09-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2814, 20/00530
Gerechtshof Amsterdam, 30-09-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2814, 20/00530
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 september 2021
- Datum publicatie
- 19 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:2814
- Zaaknummer
- 20/00530
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil of het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de rechtbank.
Dat de door de rechtbank geboden hersteltermijn, als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, op het moment van indienen van de beroepsgronden bij de rechtbank reeds was verstreken blijft onder de omstandigheid dat de termijn voor het indienen van beroep nog niet was verstreken, zonder gevolgen. Bij het stellen van een zodanige termijn kan niet worden afgedaan aan de bij wet voor het instellen van beroep gestelde termijn (vgl. RvS 19 maart 2002 ECLI:NL:RVS:2002:AE0921). Het hoger beroep is gegrond.
Uitspraak
kenmerk 20/00530
30 september 2021
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
gemachtigde: V. Quacken
tegen de uitspraak van 9 september 2020 in de zaak met kenmerk AMS 20/160 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is op 17 augustus 2018 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van in totaal € 50,40 (€ 1,40 parkeerbelasting en € 49 naheffingskosten).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 2 januari 2020 het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 9 september 2020 het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 september 2020 en op 28 september 2020 aangevuld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende en de heffingsambtenaar hebben het Hof toestemming verleend tot het achterwege laten van een onderzoek ter zitting. Hierop heeft het Hof bepaald het onderzoek ter zitting achterwege te laten, het onderzoek te sluiten en schriftelijk uitspraak te doen.
2 Feiten
Belanghebbende heeft op 6 januari 2020 een proformaberoepschrift bij de rechtbank ingediend.
Bij brief van 8 januari 2020 heeft de rechtbank belanghebbende verzocht zijn beroepschrift van 6 januari 2020 uiterlijk op 5 februari 2020 te motiveren. In de brief is – voor zover in hoger beroep relevant – het volgende vermeld:
“(…) Uw beroepschrift voldoet niet aan de voorwaarden die aan een beroepschrift worden gesteld. Hieronder is aangekruist aan welke voorwaarden alsnog moet worden voldaan.
U moet:
(…)
☒ de gronden van het beroep (de reden waarom u in beroep bent gegaan) meedelen. (…)
Ik verzoek u (…) uiterlijk binnen vier weken na de datum van verzending van deze brief de (…) informatie aan mij toe te sturen.”
Bij nader stuk ingekomen bij de rechtbank op 13 februari 2020 om 13.52 uur heeft belanghebbende de gronden van zijn beroep ingediend.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de rechtbank.