Gerechtshof Amsterdam, 02-12-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3778, 20/00690
Gerechtshof Amsterdam, 02-12-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3778, 20/00690
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 2 december 2021
- Datum publicatie
- 15 december 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:3778
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2020:7931, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00690
Inhoudsindicatie
Het verzoek om uitstel van betaling is na het verstrijken van de betalingstermijn ontvangen. De vervolgingskosten zijn daarom terecht in rekening gebracht. De reeds toegekende kostenvergoeding voor bezwaar blijft vanwege het verbod op 'reformatio in peius' in stand. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Uitspraak
Kenmerken 20/00690
2 december 2021
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z], belanghebbende
(gemachtigde: J.A. Klaver)
tegen de uitspraak van 16 oktober 2020 in de zaak met kenmerk HAA 20/61 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft aan belanghebbende met dagtekening 2 juli 2019 ten aanzien van de betaling van de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2013 en 2014 aanmaningen verzonden en daarbij € 7 aanmaningskosten per aanslag in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen de vervolgingskosten bezwaar gemaakt. De ontvanger heeft dit bezwaar kennelijk gegrond verklaard en de kosten op nihil gesteld. Daarnaast heeft verweerder € 63,50 kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend (€ 254 x 0,25).
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 16 oktober 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep heeft het Hof ontvangen op 25 november 2020. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek en de ontvanger heeft een conclusie van dupliek ingediend. Beide stukken zijn in kopie aan de wederpartij gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank is aangeduid als ‘eiseres’ en is de ontvanger aangeduid als ‘verweerder’):
“1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 25 november 2017 een navorderingsaanslag ib/pvv 2013 opgelegd ten bedrage van € 334 en met dezelfde dagtekening een navorderingsaanslag ib/pvv 2014 ten bedrage van € 433.
2. Verweerder heeft op 22 januari 2018 uitstel van betaling verleend totdat op de bezwaarschriften is beslist.
3. Verweerder heeft op 8 juni 2019 uitspraak op bezwaar gedaan ten aanzien van beide navorderingsaanslagen.
4. Verweerder heeft met dagtekening 13 juni 2019 een kennisgeving van het vervallen van uitstel van betaling verzonden waarin is meegedeeld dat de betaling binnen tien dagen dient plaats te vinden.
5. Verweerder heeft met dagtekening 2 juli 2019 met betrekking tot de betaling van beide navorderingsaanslagen een aanmaning verzonden.
6. Verweerder heeft op 2 juli 2019 een verzoek van eiseres ontvangen tot uitstel van betaling van de twee navorderingsaanslagen, alsmede een beroepschrift gericht tegen de navorderingsaanslagen.”
Nu partijen tegen de hiervoor vermelde feiten geen bezwaren hebben aangevoerd, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil voor het Hof
In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of aan belanghebbende in de bezwaarfase een te laag bedrag aan proceskosten is vergoed.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.