Gerechtshof Amsterdam, 23-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3800, 20/00522
Gerechtshof Amsterdam, 23-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3800, 20/00522
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 november 2021
- Datum publicatie
- 8 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:3800
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2020:5656, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00522
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 223
Inhoudsindicatie
Aanslag toeristenbelasting voor verblijf arbeidsmigranten in hotel. Geen recht op samenloopvrijstelling forensenbelasting, verblijfsplaats is geen gemeubileerde woning.
Uitspraak
kenmerk 20/00522
23 november 2021
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] ., gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. J.S.W. van Vossen),
tegen de uitspraak van 31 juli 2020 in de zaak met kenmerk HAA 20/1100 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Waterland, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 31 maart 2019 voor het jaar 2017 een aanslag toeristenbelasting (hierna: de aanslag) opgelegd voor de locatie [adres] te [plaats] , ook bekend als [naam] (hierna: het hotel).
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 3 december 2019, het bezwaar (deels) gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot een bedrag van € 40.439,15.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 31 juli 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen bij faxbericht van 11 september 2020. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van belanghebbende is bij de griffie van het Hof op 14 oktober 2021 een nader stuk ingekomen. Hiervan is een kopie aan de wederpartij gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“Feiten
1. Eiseres huurde in 2017 het hotel. Voordat eiseres de accommodatie huurde werd het pand al niet meer als hotel geëxploiteerd. Het hotel was ‘gestript’ en stond leeg in afwachting van een opknapbeurt. Eiseres huurde het hotel om er in het kader van haar eigen exploitatie als uitzendbureau arbeidsmigranten te laten verblijven. De arbeidsmigranten verbleven afwisselend periodes in het hotel en in hun thuisland.
2. Het hotel beschikte over 128 kamers met in totaal 240 bedden. Tussen partijen is over de inrichting van de kamers van het hotel waarin arbeidsmigranten werden ondergebracht het volgende komen vast te staan. De kamers van het hotel beschikten nagenoeg allemaal over twee bedden. Als meubilair was er een kast en een stoel of kruk. Verder was er een toilet en een douche. Het is onduidelijk of er een wastafel was. De kamers beschikten niet over een keuken of kookgelegenheid. Wel was er in het hotel een soort kookgelegenheid voor gezamenlijk gebruik. Het hotel is inmiddels gerenoveerd zodat de huidige situatie zoals zichtbaar is op de website van het hotel, niet maatgevend is voor de situatie zoals die in 2017 was.
3. Over het verblijf in de kamers staat tussen partijen het volgende vast. Bij aankomst van een arbeidsmigrant in Nederland kreeg hij samen met een al dan niet bekende kamergenoot een te huren kamer toegewezen. Wanneer iemand tussentijds een periode naar het thuisland ging en later terugkeerde in Nederland om weer te gaan werken, dan kreeg hij een nieuwe kamer. Ook tussentijds kwam het voor dat van kamer gewisseld werd, indien er schade was ontstaan aan de kamer of als twee kamergenoten bezwaar hadden tegen een langer verblijf met elkaar op de kamer.
4. Eiseres heeft, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd en na daartoe te zijn aangemaand, geen aangifte gedaan voor de toeristenbelasting. Daarom is een ambtshalve aanslag opgelegd naar een geschat bedrag. Eiseres heeft in de bezwaarfase de kameradministratie aan verweerder verstrekt. Op grond van deze informatie heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd naar een aanslag voor 21.859 overnachtingen à € 1,85 = € 40.439,15.”
Nu de hiervoor vermelde feiten, behoudens het hierna in 2.3 vermelde, door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daar nog het volgende aan toe.
Belanghebbende heeft, in zoverre in afwijking van hetgeen is opgenomen in onderdeel 2 van de rechtbankuitspraak, ter zitting van het Hof weersproken dat de kamers niet beschikten over een keuken. Zij heeft voorts, desgevraagd, verklaard dat in de kamers geen gelegenheid tot het bereiden van voedsel op een (vaste) warmtebron aanwezig was (door belanghebbende een kookplaat genoemd).
Als bijlagen bij haar nader stuk van 14 oktober 2021 (zie 1.5) heeft belanghebbende onder andere een inventarislijst en enige foto’s in en om het hotel ingebracht, waaronder een achttal foto’s van het interieur van enkele hotelkamers.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de aanslag niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende betoogt dat haar een vrijstelling (de samenloopvrijstelling) van toeristenbelasting toekomt vanwege de samenloop met forensenbelasting.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat deze samenloopvrijstelling niet van toepassing is omdat geen forensenbelasting verschuldigd is en dat de aanslag (dan ook) niet tot een te hoog bedrag is opgelegd.
Belanghebbende stelt zich in hoger beroep niet meer op het standpunt dat haar een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel toekomt. Voorts stelt belanghebbende in hoger beroep niet meer dat zij recht heeft op een samenloopvrijstelling omdat er samenloop zou zijn met slaapforensenbelasting (zie onderdeel 9 van de rechtbankuitspraak).
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.