Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-12-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4424, 20/00707

Gerechtshof Amsterdam, 07-12-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4424, 20/00707

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 december 2021
Datum publicatie
10 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:4424
Zaaknummer
20/00707
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 11

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. HOVO-cursussen (Hoger Onderwijs Voor Ouderen).

De activiteiten zijn vrijgesteld van omzetbelasting op grond van de voordrachtenvrijstelling.

Uitspraak

Kenmerk 20/00707

7 december 2021

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[Stichting X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. dr. M.D.J. van der Wulp (BTW Instituut BV))

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 18/656 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 september 2016 tot en met 30 september 2016 omzetbelasting op aangifte voldaan.

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar,

gedagtekend 29 december 2017, heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 21 oktober 2020 heeft de rechtbank het tegen de uitspraak op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard en voorts nog het volgende beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

(…)

- veroordeelt de Minister van Rechtsbescherming tot vergoeding van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade, vastgesteld op € 1.500

- draagt de Minister van Rechtsbescherming op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden, voor een bedrag van € 338.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 december 2020 en is aangevuld op 8 december 2020 en 26 januari 2021.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 26 oktober 2021 is een nader stuk van belanghebbende bij het Hof ingekomen. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Eiseres heeft volgens haar statuten ten doel het verzorgen van hoger onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in betrokkenheid op en ten dienste van de samenleving, en het daarbij bevorderen van de informatievoorziening over en bezinning op de relatie tussen hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek enerzijds en levensbeschouwing, cultuur en samenleving anderzijds. In het dagelijks gebruik treedt eiseres op onder de handelsnaam [X] . Haar hoofdactiviteiten zijn het verzorgen van universitair onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het door haar verzorgde universitair onderwijs wordt bekostigd uit de openbare kassen en is vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, ten 1°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB).

2. Naast haar hoofdactiviteiten biedt eiseres tegen vergoeding zogenoemde HOVO-cursussen aan (Hof: Hoger Onderwijs Voor Ouderen). HOVO-cursussen zijn een vorm van cursorisch onderwijs binnen Nederlandse universiteiten en hogescholen voor iedereen vanaf vijftig jaar. Het bestaat uit (korte) cursussen op het gebied van algemene ontwikkeling, beschouwing (filosofie en religie) en mens en maatschappij. Eiseres verricht deze activiteiten onder de naam HOVO [Z] . HOVO [Z] is lid van HOVO Nederland, een landelijke vereniging met als doel het bieden van hoger onderwijs aan ouderen in Nederland. Het onderwijsniveau van de HOVO-cursussen van eiseres is algemeen inleidend en vergelijkbaar met universitaire eerstejaarscolleges. Specifieke voorkennis is meestal niet vereist, doch een algemene ontwikkeling bij de deelnemers wordt verondersteld. De cursussen kennen geen studie-verplichting maar biedt de mogelijkheid tot verdieping. HOVO [Z] maakt bij haar cursussen gebruik van de faciliteiten van eiseres.

3. Binnen HOVO- [Z] worden in de periode in geding cursussen aangeboden die vallen onder de categorieën ‘Kunstgeschiedenis en architectuur’ (bijvoorbeeld Florentijnse fresco’s; De geschiedenis van het Moderne Design I), ‘(Cultuur)geschiedenis’ (bijvoorbeeld Fascinerend Egypte; Opkomst en ondergang van het Sovjet-communisme), ‘Muziek en letteren’ (bijvoorbeeld Harmonieleer III; De Toverberg), ‘Filosofie en religie’ (bijvoorbeeld Cannon van de westerse wijsbegeerte II; Het Nieuwe Testament gezien door een Joodse lens), ‘mens en maatschappij’ (bijvoorbeeld Perceptie en cognitie; Hannah Arendt: het waagstuk van de politiek) en ‘exact en medisch’ (bijvoorbeeld Het emotionele brein; Van kwantummechanica naar kwantumvelden).

4. De cursussen bij eiseres in de periode in geding bestaan uit hoorcolleges. Daarbij wordt de gelegenheid geboden tot het stellen van vragen of het voeren van een discussie. Bij sommige cursussen is een actieve inbreng gewenst. Vaak behoort tot de cursus een reader of syllabus, samengesteld of geschreven door de docent. Dergelijke readers of syllabi ontvangt de cursist bij de eerste bijeenkomst, de kosten hiervan zijn bij de cursusprijs inbegrepen. Soms wordt aanvullend studiemateriaal per e-mail verstrekt. Ook worden veelal een of meerdere boeken opgegeven, maar het aanschaffen en/of lezen is niet verplicht. In voorkomend geval behoort tot de cursus ook een vorm van zelfstudie. De hoeveelheid zelfstudie is dan meestal enkele uren per week. Bij sommige cursussen is verder de mogelijkheid een toets te maken. Ten slotte worden bij sommige colleges facultatief een excursie aangeboden, georganiseerd door de docent. De kosten hiervan zijn niet bij de cursusprijs inbegrepen.

5. De vergoeding voor het volgen van een HOVO-cursus in de periode in geding varieert van € 105 voor 4 hoorcolleges/bijeenkomsten tot € 272 voor 10 hoorcolleges.

6. HOVO Nederland heeft met verweerder overleg gevoerd over de wijze van heffing van omzetbelasting ter zake van de HOVO-cursussen. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat vanaf 1 september 2016 aanbieders van HOVO-cursussen ter zake omzetbelasting verschuldigd zijn tegen het algemene tarief.

7. Over het tijdvak september 2016 heeft eiseres een aangifte omzetbelasting ingediend. Daarbij heeft zij onder meer een bedrag van € 375.400,95 tegen het algemene tarief belaste omzet aangegeven. Dat bedrag heeft betrekking op de in dat tijdvak ontvangen vergoedingen voor de HOVO-cursussen. Daarover is € 78.834 (21%) aan omzetbelasting verschuldigd. Per saldo is over dat tijdvak € 59.893 aan omzetbelasting verschuldigd, welk bedrag eiseres op 27 oktober 2016 heeft voldaan.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daar nog de volgende feiten aan toe.

2.2.

In de doorlopende tekst van de statuten van belanghebbende is onder meer het volgende bepaald:

Hoofdstuk 2.

NAAM, ZETEL, GRONDSLAG, DOEL

ARTIKEL 2. NAAM EN ZETEL, ACHTERGROND

2.4.

De Stichting heeft geen winstoogmerk.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Het geschil spitst zich in hoger beroep toe op de volgende vragen:

1. Primair: kan het HOVO-cursusaanbod van belanghebbende worden aangemerkt als algemeen vormend onderwijs dat is vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onder o, ten tweede, Wet OB jo. artikel 8, eerste lid, onder b, Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: Uitvoeringsbesluit), als gevolg waarvan over de HOVO cursusgelden geen btw op aangífte behoeft te worden voldaan?

2. Subsidiair: kan het HOVO-cursusaanbod van belanghebbende worden aangemerkt als voordrachten die zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onder p, Wet OB jo. artikel 7 Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (hierna: Uitvoeringsbeschikking), als gevolg waarvan over de HOVO cursusgelden geen btw op aangifte behoeft te worden voldaan?

3. Meer subsidiair: zijn de door belanghebbende ontvangen HOVO-cursusgelden belast tegen het verlaagd btw-tarief van artikel 9, tweede lid, Wet OB jo. Tabel l, onderdeel b, post b-14, onder d, behorende bij de Wet OB, omdat bij het HOVO-cursusaanbod sprake is van het toegang verlenen tot lezingen ín de zin van de hiervoor bedoelde tabelpost?

Niet in geschil is dat de HOVO-cursussen van belanghebbende strekken tot bevordering van de algemene ontwikkeling van de cursisten.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing