Gerechtshof Amsterdam, 16-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:588, 19/01763
Gerechtshof Amsterdam, 16-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:588, 19/01763
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 16 februari 2021
- Datum publicatie
- 31 januari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:588
- Formele relaties
- Herstelarrest: ECLI:NL:GHAMS:2019:4615
- Zaaknummer
- 19/01763
Inhoudsindicatie
Herzieningsverzoek inspecteur is prematuur en daarom niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Kenmerk 19/01763
16 februari 2021
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het verzoek van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tot herziening van de uitspraak van het Hof van 5 november 2019 in de zaak met kenmerk 18/00630 in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij zijn bovenvermelde uitspraak heeft het Hof als volgt beslist op het beroep van belanghebbende tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.552:
“Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, behoudens voor wat betreft de kostenvergoeding;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2015 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.579;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.304;
- gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 46 (beroep bij de rechtbank) en € 126 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 172 te vergoeden.”
Op 17 december 2019 is bij de griffie van het Hof van de inspecteur een herzieningsverzoek ingekomen. Een kopie hiervan is aan belanghebbende gezonden.
Op 4 februari 2020 is bij de griffie van het Hof van de inspecteur een nader stuk met bijlagen ingekomen waarbij de inspecteur voor deze bijlagen een verzoek heeft gedaan om toepassing van art. 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dan wel art. 8:32 lid 2 van de Awb. Dit verzoek is ter zitting van de derde enkelvoudige belastingkamer van het Hof van 15 juli 2020 ingetrokken.
Belanghebbende heeft op 18 februari 2020 schriftelijk op het herzieningsverzoek gereageerd.
Van het verhandelde ter zitting van 3 februari 2021 is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Overwegingen
Wettelijk kader
Ingevolge art. 8:119 lid 1 Awb kan het Hof op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
-
hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
-
ij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
-
waren zij bij het Hof eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Beoordeling van het herzieningsverzoek
2.2.Ten tijde van de indiening van het herzieningsverzoek (17 december 2019) stond de uitspraak van het Hof (5 november 2019) waarvan herziening is verzocht nog niet onherroepelijk vast; de termijn voor het instellen van beroep in cassatie was nog niet verstreken.
Het herzieningsverzoek is derhalve prematuur. De omstandigheid dat de inspecteur na het verstrijken van de cassatietermijn nog nadere stukken heeft ingediend maakt dit niet anders.
Desgevraagd heeft de inspecteur het Hof laten weten dat het herzieningsverzoek niet als beroepschrift in cassatie hoeft te worden doorgezonden naar de Hoge Raad.
Slotsom
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Proceskosten
Het Hof ziet aanleiding voor een veroordeling van de inspecteur in de kosten in verband met de behandeling van het verzoek. Het Besluit proceskosten bestuursrecht voorziet niet in het toekennen van een kostenvergoeding voor het indienen van een reactie op het herzieningsverzoek. Voor de behandelingen ter zitting van 15 juli 2020 en 3 februari 2021 kent het Hof op de voet van art. 8:75 Awb in verbinding met art. 8:109 Awb en art. 8:119 lid 2 Awb een vergoeding toe van 1,5 (aantal punten) x € 534 x 1 (factor gewicht) = € 801.
3 Beslissing
Het Hof:
- -
-
verklaart het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk;
- -
-
veroordeelt de inspecteur in de kosten van de behandeling van het verzoek tot een bedrag van € 801;
- -
-
gelast dat van de inspecteur een griffierecht wordt geheven van € 519.
De uitspraak is gedaan door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, M.J. Leijdekker en N. Djebali, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando, griffier. De beslissing is op 16 februari 2021 in het openbaar uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.