Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-08-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2425, 22/00136

Gerechtshof Amsterdam, 02-08-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2425, 22/00136

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 augustus 2022
Datum publicatie
24 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:2425
Formele relaties
Zaaknummer
22/00136
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:105, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:75a, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 6:15

Inhoudsindicatie

Procesrecht. Absolute competentie. Niet het Hof, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is bevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.

Uitspraak

Kenmerk 22/00136

2 augustus 2022

uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet, van de veertiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: [Y] )

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 20/4362 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Toeslagen, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft bij besluit het recht van belanghebbende op huurtoeslag over het jaar 2013 definitief berekend en vastgesteld. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt, waarop de inspecteur op 2 juli 2020 een beslissing op bezwaar heeft genomen.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen voormelde beslissing op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De inspecteur heeft op 16 september 2021, bij herziene beslissing op het bezwaar, de beslissing van 2 juli 2020 ingetrokken.

1.3.

Daarop heeft belanghebbende het beroep bij de rechtbank ingetrokken. Tegelijk met die intrekking heeft belanghebbende verzocht om de inspecteur op de voet van het bepaalde in artikel 8:75a Awb te veroordelen in de kosten voor de behandeling van zijn zaak.

1.4.

Bij afzonderlijke uitspraak van 18 januari 2022 heeft de rechtbank het verzoek van belanghebbende afgewezen. In die uitspraak staat vermeld dat tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep kan worden ingesteld bij het Hof.

1.5.

Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Op 17 mei 2022 heeft het Hof het hoger beroepschrift op de voet van het bepaalde in artikel 6:15, eerste lid, Awb ter overname van de behandeling doorgestuurd naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.6.

Bij brief van 25 mei 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroepschrift ter overname van de behandeling doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft het hoger beroepschrift, bij brief van 13 juni 2022, ter overname van de behandeling doorgestuurd naar het Hof.

2 Overwegingen

2.1.

Het Hof ziet zich gesteld voor de vraag of het bevoegd is kennis te nemen van het hoger beroep gericht tegen de uitspraak van de rechtbank in de zaak met kenmerk HAA 20/4362.

2.2.

Bij de beantwoording van voormelde vraag stelt het Hof voorop dat aan belanghebbende een besluit is afgegeven waarin het recht op huurtoeslag is berekend en vastgesteld. Dit betekent dat geen sprake is van een ingevolge de belastingwet genomen besluit waartegen (hoger) beroep bij de belastingrechter kan worden ingesteld.

2.3.

Gelet op het bepaalde in artikel 8:105, eerste lid, Awb, gelezen in samenhang met hoofdstuk 4 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (opgenomen in bijlage 2 bij de Awb), kan tegen een uitspraak van de rechtbank omtrent een besluit inzake het recht op huurtoeslag, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

2.4.

De omstandigheid dat het beroep bij de rechtbank tegen het besluit inzake het recht op huurtoeslag is ingetrokken, waarop de rechtbank vervolgens bij afzonderlijke uitspraak op het verzoek om een veroordeling van de inspecteur in de kosten als bedoeld in artikel 8:75a Awb heeft beslist, maakt dit niet anders. Ook tegen die afzonderlijke uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en volgt in die zin de hoofdzaak die betrekking heeft op een besluit inzake het recht op huurtoeslag.

2.5.

De onjuiste rechtsmiddelenverwijzing in de uitspraak van de rechtbank (zie hiervoor onder 1.3) rechtvaardigt geen andere conclusie.

2.6.

Voorts overweegt het Hof dat (anders dan belanghebbende in het hoger beroepschrift ook nog verdedigt) tegen de uitspraak van de rechtbank geen verzet openstaat bij de rechtbank, reeds omdat de rechtbank niet met toepassing van artikel 8:54 Awb uitspraak heeft gedaan.

Slotsom

2.7.

Het voorgaande betekent dat het Hof zich onbevoegd zal verklaren om van het bij hem ingestelde hoger beroep kennis te nemen. Het Hof zal het hoger beroepschrift op de voet van het bepaalde in artikel 6:15, eerste lid, Awb ter overname van de behandeling doorzenden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

2.8.

Voor het aanwenden van het in artikel 8:55 Awb bedoelde rechtsmiddel van verzet tegen de onderhavige uitspraak, verwijst het Hof naar de mededelingen daaromtrent aan de voet van deze uitspraak.

3 Kostenvergoeding

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

Het Hof:

-

verklaart zich onbevoegd om van het bij hem ingestelde hoger beroep kennis te nemen;

-

stelt vast dat hoger beroep uitsluitend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden ingesteld; en

-

draagt de griffier op na het onherroepelijk worden van deze uitspraak het gehele dossier met een afschrift van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De uitspraak is gedaan op 2 augustus 2022 door mr. B.A. van Brummelen, lid van de veertiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.

Verzet

Als u bezwaren hebt tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak een verzetschrift indienen bij dit gerechtshof. Daarbij kunt u vragen op het verzet te worden gehoord. Een kopie van de bestreden uitspraak moet bij het verzetschrift worden overgelegd.

Het verzetschrift moet zijn ondertekend en ten minste bevatten:

-

de naam en het adres van de indiener;

-

de dagtekening;

-

de vermelding van de uitspraak waartegen het verzet is gericht en

-

de gronden van het verzet, waarbij de bezwaren tegen de uitspraak duidelijk zijn omschreven.

Bij de behandeling van het verzet beoordeelt het gerechtshof uitsluitend of er gronden zijn voor vernietiging van de onderhavige uitspraak.