Rechtbank Noord-Holland, 18-01-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:105, HAA 20/4362
Rechtbank Noord-Holland, 18-01-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:105, HAA 20/4362
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 18 januari 2022
- Datum publicatie
- 21 januari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2022:105
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2022:2425, Niet bevoegd
- Zaaknummer
- HAA 20/4362
Inhoudsindicatie
Ten aanzien van de vraag of sprake is van bijstandverlening aan derden overweegt de rechtbank als volgt. Nu enige toelichting of nadere informatie van de zijde van eiser/Van Velsen ontbreekt, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van beroepsmatige bijstandverlening aan derden.
De rechtbank wijst op grond van het voorgaande het verzoek om vergoeding van proceskosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand af. Overige proceskosten zijn gesteld noch gebleken.
Uitspraak
zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4362
(gemachtigde: A. van Velsen )
en
Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 2 juli 2020 inzake de definitieve berekening huurtoeslag 2013.
Verweerder heeft met de herziene beslissing op bezwaar van 16 september 2021 de beslissing van 2 juli 2020 ingetrokken.
Eiser heeft het beroep bij brief van 27 september 2021 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 1 oktober 2021 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft verweer gevoerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder de bestreden beslissing heeft ingetrokken en dat eiser tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. Eiser verzoekt kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
5. Ingevolge artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan een vergoeding in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb (in de kosten van de beroepsprocedure), onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb (in de kosten van de bezwaarprocedure), uitsluitend betrekking hebben op onder meer de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit betekent dus dat sprake moet zijn van (juridische) rechtsbijstand, dat deze beroepsmatig moet zijn verleend en dat de bijstand door een derde moet zijn verleend. Van beroepsmatig verleende rechtsbijstand is volgens vaste rechtspraak sprake als het verlenen van rechtsbijstand door de rechtsbijstandverlener een vast onderdeel vormt van een duurzame, op het vergaren van inkomen gerichte taakuitoefening. Dat de bijstand door een derde moet zijn verleend betekent dat uitgesloten van vergoeding is bijstand door iemand aan zichzelf en, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, wanneer er aanleiding is om een procederend lichaam en een lichaam dat rechtsbijstand verleent met elkaar te vereenzelvigen.
6. Verweerder heeft betwist dat sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Verweerder heeft onder meer verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad van 11 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012. Van Velsen komt volgens verweerder niet als gemachtigde in aanmerking voor een proceskostenvergoeding. Ook verwijst verweerder naar uitspraken van 15 oktober 2021 van deze rechtbank (ECLI:NL:RBNHO:2021:9975, ECLI:NL:RBNHO:2021:9976 en ECLI:NL:RBNHO:2021:9977) waarin bevestigd wordt dat Van Velsen niet aangemerkt kan worden als een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleend.
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat recht bestaat op een proceskostenvergoeding voor beroepsmatige rechtsbijstand door een derde en dat dit in meerdere gerechtelijke uitspraken is bevestigd.
8. Naar aanleiding van de standpunten van partijen heeft de rechtbank aan Van Velsen bij brief van 16 december 2021 vragen gesteld over de juridische dienstverlening die door hem wordt verleend. Vragen over: - de aard van de verleende juridische dienstverlening - de (arbeids) verhouding of andere relatie van Van Velsen tot [eiser] – vragen over bijstandverlening aan anderen dan [eiser] - de beroepsmatige juridische werkzaamheden van Van Velsen – welke juridische scholing van Velsen heeft genoten en welke omzet uit juridische dienstverlening van Velsen heeft genoten in 2020 en 2021. Tevens is verzocht om een kopie van het identiteitsbewijs van Van Velsen .
9. Van Velsen heeft namens eiser als gemachtigde bij brief van 31 december 2021 in antwoord op het informatieverzoek van de rechtbank het volgende geantwoord:
“Uw verzoekschrift kan ondergetekende niet goed plaatsen. Immers ook bij uw rechtbank zijn door ondergetekende sedert meerdere jaren namens meerdere rechtszoekenden procedures gevoerd waaronder eveneens tegen verweerder waarin door uw rechtbank proceskostenveroordelingen zijn toegekend.”.
Van Velsen heeft verder schriftelijk antwoord gegeven op de door de rechtbank gestelde vragen, maar geen enkel objectief bewijs overgelegd. Van Velsen stelt geen kopie van zijn identiteitsbewijs over te leggen.. Als reden voert van Velsen hiervoor aan dat het identiteitsbewijs in de openbare stukken wordt gearchiveerd. Van Velsen stelt dat het overbodig is een identiteitsbewijs te overleggen nu hij dit reeds heeft gedaan bij inschrijving bij de Kamer van Koophandel en toen hij bij de Hoge Raad in de aanvraagprocedure een e-herkenning heeft aangevraagd.
10. De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is van door een derde verleende beroepsmatige rechtsbijstand door Van Velsen .
11. Ten aanzien van de verlening van (rechts)bijstand door Van Velsen overweegt de rechtbank als volgt. Van Velsen heeft enkel ontwijkende en niet inhoudelijke antwoorden gegeven. Voorts acht de rechtbank het, gelet op het niet verstrekken van de gevraagde inlichtingen omtrent de juridische scholing van Van Velsen , niet aannemelijk dat Van Velsen juridisch geschoold is en derhalve evenmin dat Van Velsen beroepsmatig juridische bijstand verleent.
13. Ten aanzien van de vraag of sprake is van bijstandverlening aan derden overweegt de rechtbank als volgt. Nu enige toelichting of nadere informatie van de zijde van eiser/ Van Velsen ontbreekt, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van beroepsmatige bijstandverlening aan derden.
14. De rechtbank wijst op grond van het voorgaande het verzoek om vergoeding van proceskosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand af. Overige proceskosten zijn gesteld noch gebleken.
15. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient wel het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 48 te worden vergoed door verweerder. Nu verweerder dit reeds heeft toegezegd bij brief van 16 november 2021 gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder dat ook doet.
BeslissingDe rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden op: