Gerechtshof Amsterdam, 29-09-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2884, 21/00136 en 21/00137
Gerechtshof Amsterdam, 29-09-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2884, 21/00136 en 21/00137
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 29 september 2022
- Datum publicatie
- 8 maart 2023
- Annotator
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1744
- Zaaknummer
- 21/00136 en 21/00137
Inhoudsindicatie
Aanslag IB/PVV en aanslag Zorgverzekeringswet. Bevoegdheid hof, noodzaak aanhouding zaken, recht op toepassing arbeidskorting, hoorgesprek, recht op schadevergoeding?
De grieven van belanghebbende falen. De inspecteur heeft zich voldoende ingespannen om belanghebbende te horen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart zich onbevoegd t.a.v. het verzoek om schadevergoeding.
Uitspraak
kenmerken 21/00136 en 21/00137
29 september 2022
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 16 december 2020 in de zaak met kenmerken HAA 20/3576 en HAA 20/3577 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in de gedingen tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 29 maart 2018 voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.483. Ook is bij beschikking € 189 belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft aan belanghebbende, eveneens met dagtekening 29 maart 2018, voor het jaar 2014 een aanslag Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 1.190. Ook is bij beschikking € 2 belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft hiertegen op 9 mei 2018 bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, gedagtekend 15 november 2019, de aanslagen en beschikkingen gehandhaafd.,
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 16 december 2020 heeft de rechtbank als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2014 en de daarbij behorende beschikking belastingrente in overeenstemming met de beschikking ambtshalve vermindering;
- handhaaft de aanslag Zvw 2014 en de daarbij behorende beschikking belastingrente;
- wijst het verzoek tot vergoeding van schade af;
- veroordeeld verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 9;
- gelast het verweerder het betaalde griffierecht van € 47 aan verweerder te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 januari 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 5 januari 2022 is van belanghebbende een verzoek om inzage in het dossier bij het Hof ingekomen. Op 13 januari 2022 heeft belanghebbende van 14.00 - 16.00 uur het dossier ingezien. Op verzoek zijn aan belanghebbende kopieën van administratief-procedurele aard uit het dossier verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2022. De onderwerpelijke zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken met kenmerken 21/00133, 21/00134 en 21/00135. Van het verhandelde te dezer zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is verstrekt. Ter zitting van deze datum heeft belanghebbende ten aanzien van de raadsheren een wrakingsverzoek gedaan. Bij uitspraak van 26 april 2022 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 27 september 2022.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“Feiten
1. Eiser is geboren in 1958, heeft de Duitse nationaliteit, is ongehuwd en woont het gehele jaar 2013 in [Z] .
2. Op 31 oktober 2014 heeft eiser zijn aangifte IB voor het jaar 2014 ingediend. In de aangifte heeft eiser een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 13.819 dat , voor zover hier van belang, als volgt kan worden gespecificeerd:
Nederlands inkomen uit dienstbetrekking |
€ |
15.617 |
||
Aftrek specifieke zorgkosten |
€ |
1.132 |
||
Aftrek studiekosten en andere scholingsuitgaven |
- |
666 |
||
- |
1.798 |
|||
belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ |
13.819 |
Er wordt € 2.516 aan loonheffing verrekend.
3. Met dagtekening 29 maart 2018 heeft verweerder eiser de onderhavige aanslagen opgelegd en de rentebeschikkingen gegeven. De aanslag IB is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.483, bestaande uit € 13.825 Nederlandse inkomsten uit vroegere dienstbetrekking en € 1.790 Duitse inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking. De persoonsgebonden aftrek wegens scholingskosten is gecorrigeerd. Over dit inkomen wordt € 3.146 IB berekend en € 4.511 premie volksverzekeringen. Na toepassing van de algemene heffingskorting van € 2.103, verrekening van € 2.517 loonheffing, verrekening van de voorlopige aanslag van € 1.028 en het in rekening brengen van € 189 belastingrente, resulteert dit in een te betalen bedrag van € 1.846. De aanslag Zvw is berekend naar een bijdrage-inkomen van € 1.790. Daarover wordt een bijdrage berekend van € 96. Na het in rekening brengen van € 2 belastingrente resulteert dit in een te betalen bedrag van € 98.
4. Bij beschikking ambtshalve vermindering IB/PVV 2014 is het op de aanslag te betalen bedrag verminderd van € 1.846 naar € 1.744 vanwege het verlenen van aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het inkomen uit Duitsland. Dit betekent dat het beroep in zoverre gegrond zal worden verklaard.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep (procedureel) in geschil of de rechtbank bevoegd was (en in hoger beroep het Hof bevoegd is) om over het geschil te oordelen, aanhouding noodzakelijk was (en in hoger beroep is) voor vooronderzoek door de rechtbank (en in hoger beroep het Hof) en/of voor inzage bij de rechtbank van het griffiedossier en/of vanwege de lichamelijke gesteldheid van belanghebbende.
Inhoudelijk is in geschil of de aanslagen en de belastingrente naar de juiste bedragen zijn opgelegd, meer in het bijzonder of belanghebbende recht heeft op toepassing van de arbeidskorting en of de bijdrage Zvw mag worden geheven gelet op het bepaalde in het Europees recht (waaronder het Hof begrijpt het recht van de Europese Unie ).
Ten slotte heeft belanghebbende verzocht om een schadevergoeding.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.