Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-11-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3728, 22/00012 en 22/00013

Gerechtshof Amsterdam, 15-11-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3728, 22/00012 en 22/00013

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 november 2022
Datum publicatie
11 januari 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:3728
Formele relaties
Zaaknummer
22/00012 en 22/00013
Relevante informatie
Art. 67d AWR, Art. 52a AWR, Art. 52 AWR

Inhoudsindicatie

Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank. De vergrijpboete is ten onrechte aan belanghebbende opgelegd.

Uitspraak

kenmerken 22/00012 en 22/00013

15 november 2022

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , woonachtig te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 1 december 2021 in de zaken met kenmerken HAA 20/5062 en HAA 20/5063 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 2 mei 2020 voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.666. Tevens is bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete van € 5.165 opgelegd en € 2.440 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 2 mei 2020 voor het jaar 2016 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 52.763. Tevens is bij gelijktijdig genomen beschikking € 185 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 21 augustus 2020 de aanslag ib/pvv 2016 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.301, de daarbij opgelegde vergrijpboete verminderd tot € 1.504 en de belastingrente verminderd tot € 710. Bij uitspraak op bezwaar van 20 augustus 2020 is de aanslag Zvw verminderd tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 36.301 en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente verminderd tot € 78.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de onder 1.3 vermelde uitspraken op bezwaar in één geschrift beroep ingesteld. Bij haar uitspraak van 1 december 2021 heeft de rechtbank het volgende beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep inzake de aanslag Zvw 2016 (HAA 20/5063) ongegrond;

- verklaart het beroep inzake de aanslag ib/pvv 2016 (HAA 20/5062) gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover die betrekking heeft op de boetebeschikking;

- vermindert de boetebeschikking tot € 954;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar, en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiser te vergoeden.”

1.5.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 januari 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Eiser drijft een onderneming. De activiteiten van de onderneming bestaan uit het exploiteren van een taxibedrijf.

2. Bij brief van 28 februari 2017 heeft verweerder eiser uitgenodigd tot het doen van aangifte ib/pvv voor het jaar 2016.

3. De (toenmalige) gemachtigde van eiser heeft op 12 maart 2017 verzocht om uitstel voor het indienen van de aangifte. Verweerder heeft uitstel verleend tot 1 mei 2018.

4. Eiser heeft op 25 april 2018 aangifte ib/pvv voor het jaar 2016 gedaan. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 24.234. Het verzamelinkomen bestaat uitsluitend uit belastbaar inkomen uit werk en woning.

5. Verweerder heeft met dagtekening 15 juni 2018 voorlopige aanslagen ib/pvv en Zvw voor het jaar 2016 vastgesteld. Deze voorlopige aanslagen zijn overeenkomstig de ingediende aangifte ib/pvv voor het jaar 2016.

6. Verweerder heeft in februari 2019 een onderzoek ingesteld naar (onder meer) de aanvaardbaarheid van de ingediende aangifte ib/pvv voor het jaar 2016.

7. Op 27 september 2019 heeft verweerder aan eiser een informatiebeschikking opgelegd. De informatiebeschikking luidt, voor zover relevant, als volgt:

“(…)

In het kader van het bij u ingestelde boekenonderzoek, betreffende de aangifte inkomstenbelasting 2016, wil ik u met deze beschikking formeel wijzen op het feit dat uw administratie niet voldoet aan de eisen zoals deze zijn vastgesteld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Deze bepalingen bevatten kwaliteitseisen welke aan een administratie gesteld worden ten behoeve van de belastingheffing.

(…)

Administratieplicht

(…)

Gezien de aard van uw bedrijf, zijnde een taxionderneming, mag worden verlangd dat ten minste een deugdelijke en controleerbare rittenadministratie wordt gevoerd.

Gebreken administratie

(…)

Omdat ik niet over de volledige rittenadministratie beschik, kan ik de aanvaardbaarheid van de aangifte inkomstenbelasting 2016 niet vaststellen. Ik stel thans dan ook vast dat u niet heeft voldaan aan de administratieplicht- en bewaarplicht conform AWR 52.

Ik geef u hiervoor dan ook een informatiebeschikking.

Deze is gebaseerd op artikel 52a van de AWR en geldt voor de nog op te leggen aanslag inkomstenbelasting 2016. De beschikking wordt afgegeven omdat u niet heeft voldaan aan uw administratie- en bewaarplicht artikel 52 AWR.

(…)”

8. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.

9. Op 31 maart 2020 wordt het boekenonderzoek afgerond met het vaststellen van het definitieve controlerapport. In het controlerapport staat voor zover hier van belang:

“(…)

4.2

Omzetverantwoording

Belastingplichtige heeft geen dan wel een onvolledige rittenadministratie bijgehouden en bewaard. De rittenadministratie is essentieel voor de beoordeling van de volledigheid van de omzet.

Omdat nu de volledigheid van de omzet niet beoordeeld kan worden aan de hand van de rittenadministratie, zal ik aan de hand van het aantal gereden kilometers een theoretische omzet berekenen. Voor de berekening van het aantal gereden kilometers heb ik gebruik gemaakt van kilometerstanden die opgevraagd zijn bij de NAP.

Van de gehuurde elektrische auto zijn geen kilometerstanden bekend. Het aantal met de elektrische auto gereden kilometers zal ik daarom aan de hand van het verbruik in kilowattuur (hierna: KWH) berekenen.

(…)

De berekening van de theoretische omzet is als volgt:

€ 118.413 (100.350 * € 1,18) * (inclusief OB)

€ 111.710 (118.413 / 106% * 100%) (exclusief OB)

*Het bedrag aan oprijsom per km (bruto omzet) bedraagt volgens de branche € 1,18.

(…)

10 Boete

(…)

10.1

Inkomstenbelasting

10.1.1

Vergrijpboete inkomstenbelasting 2016

Over de correctie inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2016 zal naast de aanslag een vergrijpboete worden opgelegd. Op grond van artikel 67d AWR en paragraaf 25 en 26 Besluit Bestuurlijke Boete Belastingdienst (hierna: BBBB) zal er een vergrijpboete worden opgelegd omdat er opzettelijk een onjuist of onvolledige aangifte is gedaan.

De grondslag van de boete wordt gevormd door het bedrag van de aanslag, dan wel indien verliezen in aanmerking zijn of worden genomen, het bedrag waarop de aanslag zou zijn berekend zonder rekening te houden met de verliezen.

De schuldkwalificatie van het vergrijp zal hierna worden behandeld.

(…)

10.1.3

Gedragingen

Belastingplichtige heeft niet voldaan aan zijn administratieplicht. Belastingplichtige is gedurende een bedrijfsbezoek in het controlejaar 2016 nog gewezen op de administratieve verplichtingen. Van bepaalde auto’s is een onvolledige rittenadministratie bijgehouden en van andere auto’s is in het geheel geen rittenadministratie bijgehouden. Ook het kasboek [heeft] voldoet niet aan de administratieve vereisten, omdat naast de contante ontvangsten ook de bankontvangsten zijn verwerkt. Een rittenadministratie en een juist bijgehouden kasboek zijn cruciaal voor de beoordeling van de omzetverantwoording.

Uit de onderliggende administratie waaronder het jaaroverzicht Uber, de bankafschriften en uitdraaien taxameter is gebleken dat de omzet € 9.918 hoger is dan de aangegeven omzet. Daarnaast is aan de hand van een theoretische berekening de omzet bepaald. Dit heeft geleid tot een correctie in de omzet van € 32.043. Tot slot is nog gebleken dat een schade uitkering van € 2.855 niet is aangegeven. Het totaal bedrag dat niet is aangegeven bedraagt € 44.816.

Belastingplichtige heeft een boekhouder die de omzet aan de hand van het kasboek heeft verwerkt in een boekhoudprogramma waarna de aangifte inkomstenbelasting is ingediend. De boekhouder heeft niet de beschikking gehad over de onderliggende administratie zoals de bankafschriften, het jaaroverzicht Uber en uitdraaien van de taxameter.

10.1.4

Schuldkwalificatie

(…)

Opzet

(…)

In de aangifte inkomstenbelasting is een omzet verantwoord van € 62.612. Het totaal bedrag dat niet is aangegeven bedraagt € 44.816.

Door een aanzienlijk bedrag aan omzet niet aan te geven heeft belastingplichtige willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierdoor te weinig belasting zou worden geheven.

Ik ben daarom van mening dat sprake is van (voorwaardelijke) opzet.

10.1.5

Bedrag van de boete

Op grond van artikel 67d AWR zal een vergrijpboete worden opgelegd van 50%. Deze bedraagt € 10.331.

De correctie in de omzet is hoofdzakelijk gebaseerd op een theoretische omzetberekening. Daarnaast is het bedrag aan boete van € 10.331 niet proportioneel.

De boete zal daarom worden verminderd tot € 5.165.”

10. Verweerder heeft met dagtekening 2 mei 2020 de definitieve aanslagen ib/pvv en Zvw opgelegd. Gelijktijdig is de in het controlerapport aangekondigde vergrijpboete opgelegd. In de aanslag ib/pvv is de belastbare winst uit onderneming vastgesteld op een bedrag van € 65.666. De verhoging bestaat onder meer uit: € 9.918 (aansluiting omzet met de eigen administratie), € 39.180 (theoretische omzetberekening), € 2.278 (bijtelling privégebruik auto), € 2.855 (ontvangen schadevergoeding) en extra kostenaftrek voor een bedrag van € 6.055.

11. Bij correspondentie van 10 juli 2020 en 23 juli 2020 heeft verweerder aan eiser (nogmaals) om informatie gevraagd.

12. Op 24 juli 2020 heeft verweerder naar eiser het volgende e-mailbericht gestuurd:

“(…)

Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud van donderdag 23-7-2020, heb ik het onderstaand compromis voorstel gedaan:

Dit compromis is tot stand gekomen mede om het feit dat u hebt aangegeven dat u momenteel wél voldoet aan uw administratie plicht en dat de overige correcties in stand blijven evenals de vergrijp boete. Deze laatste zal wél evenredig met de vermindering worden verlaagd.

(…)

Bij het berekenen van de omzet tijdens de controle is er uitgegaan van een oprijsom per km van 1,18. U hebt aangegeven dat de werkelijke oprijsom 0,7 bedraagt. Uiteindelijk zijn wij overeengekomen met een oprijsom per verreden km van 1,0. U hebt aangetoond dat de omzet van het laatste kwartaal 2016, ad € 2.241, in de omzet van 2017 is meegenomen. Dit bedrag zal ik alsnog van de omzet van 2016 afhalen.

Conclusie:

Aantal verreden kilometers in 2016 wordt:

kenteken

aant.km

[kenteken 1]

3.600

[kenteken 2]

11.237

[kenteken 3]

63.933

[kenteken 4]

1.582

[kenteken 5]

4241

Totaal:

84.593

Hierbij uitgaande van een oprijsom per km van 1,0

levert dat een theoretische omzet op van € 84.593 incl OB.

Dit is excl. OB € 84.593 * 100/106 = € 79.804

Af: omzet volgens eigen administratie: € 72.530 –

De correctie bedraagt: € 7.275

Bij: meer omzet (zie rapport): € 9.918 - € 2.241 (4e kwartaal) = € 7.677 +

Af: meer kosten (zie rapport): € 6.055 –

Bij: bijtelling privegebruik auto (zie rapport): € 2.278 +

Bij: baten (zie rapport): € 2.855 +

Totale correctie wordt dan: € 14.030

Bij: Aangegeven belastbare winst: € 35.460 +

Nieuw vastgestelde belastbare winst: € 49.490

Af: zelfstandigenaftrek: € 7.280 –

Af: MKB-vrijstelling: € 5.909 –

Nieuw vastgesteld verzamelinkomen 2016: € 36.301

Indien u hiermee akkoord gaat verzoek ik u deze email aan mij te retourneren met uw bevestiging voor akkoord.

(…)”

13. Op 30 juli 2020 heeft verweerder aan eiser het volgende e-mailbericht gestuurd:

“(…)

Deze mail n.a.v. ons telefoongesprek van vandaag.

Hier is het compromis voorstel nog een keer..

Als u deze gelijk weer aan mij retour wil zenden met de mededeling dat u met dit voorstel akkoord gaat.

(…)”

14. Op 30 juli 2020 heeft eiser als volgt gereageerd:

“(…)

Zoals ik u eerder heb aangegeven zou ik met een andere voorstel van 0.95 euro per km akkoord wil gaan.

Als het nog tot de mogelijkheden hoort.

Anders ga ik alsnog tegen mijn zin akkoord met de eerdere voorstel.

(…)”

15. Op 31 juli 2020 heeft verweerder aan eiser de volgende reactie gestuurd:

“(…)

Zoals ik u al telefonisch heb medegedeeld blijf ik bij mijn compromis voorstel.

Feitelijk ben ik bijna geheel aan uw bezwaar tegemoet gekomen:

- ik heb de meer omzet verlaagd met de door u aangegeven € 2.241;

- ik ben uitgegaan van de door u aangegeven gereden km van auto [kenteken 1] ;

- ik ben uitgegaan van de door u aangegeven gereden km van auto [kenteken 4] ;

- ik heb de oprijsom verlaagd van 1,18 naar 1,0.

Hierbij kon ik niet controleren of het bedrag van € 2.241 ook daadwerkelijk juist is;

De door u aangegeven gereden km’s kunt u niet staven met een deugdelijke km administratie, en de oprijsom zou volgens uw mee gestuurde formulieren 1,1 moeten zijn. Het gegeven dat u zegt dat deze oprijsom 0,7 moet zijn wordt nergens genoemd.

Ik ben dan ook van mening dat ik u een goed compromis voorstel heb gedaan en ben niet van plan hier nog verder van af te wijken.

(…)”

16. Een door verweerder opgemaakte gespreksnotitie vermeldt het volgende:

“Op 5-08-2020 heb ik [X] wederom gebeld en gevraagd of hij nu officieel akkoord gaat met mijn compromis voorstel. Hij antwoordde dat hij akkoord gaat en dat ik dat mailtje van 30-07-2020 hiervoor als officiële goedkeuring kan gebruiken.”

17. Bij uitspraak op bezwaar van 21 augustus 2020 is het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op een bedrag van € 36.301. De berekening is overeenkomstig het e-mailbericht van verweerder van 24 juli 2020 (zie 12 hiervoor). De vergrijpboete is verminderd tot een bedrag van € 1.504.

18. Bij uitspraak op bezwaar van 20 augustus 2020 is het bijdrage-inkomen voor de Zvw verminderd tot € 36.301.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep zijn nog in geschil de hoogte van de vergoeding per kilometer en het aantal in aanmerking genomen kilometers, die ten grondslag liggen aan de door de inspecteur aangebrachte omzetcorrectie. Voorts is in geschil of de vergrijpboete terecht en niet naar een te hoog bedrag is opgelegd.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing