Gerechtshof Amsterdam, 24-11-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3817, 21/00320
Gerechtshof Amsterdam, 24-11-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3817, 21/00320
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 november 2022
- Datum publicatie
- 8 maart 2023
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1098
- Zaaknummer
- 21/00320
- Relevante informatie
- Art. 1 lid 1 onder 1 SW, Art. 47 Bvdb 2001
Inhoudsindicatie
Erfbelasting
Er is aan belanghebbende - die in Italië woont- terecht een aanslag erfbelasting opgelegd naar de daarin vastgestelde belaste verkrijging.
Uitspraak
kenmerk 21/00320
24 november 2022
uitspraak van de meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] (Italië), belanghebbende,
tegen de uitspraak van 25 maart 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/1134 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 6 augustus 2019 aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd, berekend naar een belaste verkrijging van € 110.853.
Belanghebbende heeft hiertegen bij brief van 10 september 2019 bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 9 december 2019, het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 25 maart 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij de griffie van het Hof ingekomen op 7 mei 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Zowel belanghebbende als de inspecteur heeft bij e-mailberichten van respectievelijk 8 en 9 augustus 2022 ermee ingestemd dat de zitting plaatsvindt in Den Haag.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiseres is geboren in 1962 en woont in Italië. Op 2 augustus 2018 overleed haar zus, [A] (erflaatster). Erflaatster was geboren in 1952 en was gehuwd met [B] ( [B] ). Erflaatster woonde met haar echtgenoot in Nederland en had ten tijde van haar overlijden de Nederlandse en de Italiaanse nationaliteit.
2. Erflaatster heeft het appartement, gelegen aan de [A-straat] te [plaats] , Italië, gelegateerd aan eiseres. Erflaatster had dit appartement een jaar vόόr haar overlijden geërfd van een in Italië wonende oom. Op 31 december 2018 heeft [B] , in zijn hoedanigheid van executeur testamentair, de aangifte erfbelasting ingediend. In de aangifte is onder meer vermeld dat eiseres een legaat had ontvangen met een waarde van € 113.000 en dat daarover in Italië € 780 belasting was betaald.
3. Met dagtekening 6 augustus 2019 heeft verweerder aan eiseres de onderhavige aanslag opgelegd. De aanslag is berekend naar een belastbare verkrijging van € 110.853, te weten de waarde van het legaat, verminderd met de algemene vrijstelling van € 2.147 en is groot € 32.475, te weten 30% van € 110.853, verminderd met € 780 aan Italiaanse belasting. Eiseres heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of aan belanghebbende terecht een aanslag erfbelasting is opgelegd naar de daarin vastgestelde belaste verkrijging.