Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:883, 20/00256 en 20/00257

Gerechtshof Amsterdam, 01-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:883, 20/00256 en 20/00257

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 maart 2022
Datum publicatie
23 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:883
Formele relaties
Zaaknummer
20/00256 en 20/00257

Inhoudsindicatie

Douanerecht; antidumpingrechten; verordening door het HvJ ongeldig verklaard; vernietiging van utb's; Eurobolt; terugwerkende kracht.

Uitspraak

kenmerken 20/00256 en 20/00257

1 maart 2022

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,

tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken HAA 15/4778 en HAA 15/4779 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. M.J.T. van der Knaap (Deloitte Belastingadviseurs B.V.)

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 27 februari 2014 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt ten bedrage van € 229.990,88 aan definitieve antidumpingrechten.

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 29 april 2014 aan belanghebbende een utb uitgereikt ten bedrage van € 234.275,37 aan definitieve antidumpingrechten.

1.2.

Na daartegen gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij uitspraken op bezwaar, gedagtekend 24 september 2015, de utb’s gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld. De rechtbank heeft bij beslissing van 6 april 2018 (ECLI:NL:RBNHO:2018:4729) prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie), betreffende de geldigheid van Verordening (EG) 501/2013. Dit verzoek is door het Hof van Justitie geregistreerd onder zaaknummer C251/18.

1.4.

Op 19 september 2019 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie) arrest gewezen in de zaak C-251/18 (ECLI:EU:C:2019:766). Het Hof van Justitie heeft in dit arrest de verordening 501/2013 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht op de invoer van rijwielen van uitsprong uit China tot de invoer van rijwielen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië – ongeldig verklaard, voor zover zij van toepassing is op de invoer van vanuit Sri Lanka verzonden rijwielen, ongeacht of deze als dan niet als van oorsprong uit Sri Lanka zijn aangegeven.

1.5.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 27 februari 2020 als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar van verweerder;

- vernietigt de uitnodigingen tot betaling;

- draagt verweerder op aan eiseres het betaalde griffierecht te vergoeden van € 662 (2x € 331);

- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de gemaakte proceskosten tot het bedrag van € 2.097.”

1.6.

Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 april 2020 en nader gemotiveerd bij brieven van 25 mei 2020 en 10 augustus 2020. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Op 11 februari 2022 is van belanghebbende een pleitnota ontvangen, waarvan een afschrift aan de inspecteur is verstrekt.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten in haar uitspraak van 6 april 2018 vastgesteld, waarbij belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’:

Feiten

HAA 15/4778

1. In de periode 27 september tot en met 15 oktober 2012 heeft [naam] B.V. (hierna: [naam] ) in naam en voor rekening van eiseres zes aangiften gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van fietsen met land van oorsprong en land van verzending Sri Lanka. De fietsen zijn aangegeven onder GN-code 8712 00 30 dan wel Taric-code 8712 00 30 10. Bij elke aangifte is een certificaat van oorsprong Form A overgelegd afkomstig van de Departement of Commerce te Colombo, Sri Lanka. Op vier Form A’s staat [naam] Ltd te Sri Lanka (hierna: [naam] ) en op twee Form A’s staat [naam] Ltd te Sri Lanka (hierna: [naam] ) als exporteur vermeld. Blijkens de overgelegde bescheiden zijn de fietsen aan eiseres geleverd door [naam] Ltd te Hong Kong, [naam] Ltd te Hong Kong en S.A.R.L. [naam] te Frankrijk.

2. Verweerder heeft op de voet van artikel 78 van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) bij [naam] een controle na de invoer ingesteld naar […] de aanvaardbaarheid van voormelde aangiften. Het naar aanleiding daarvan opgemaakte controlerapport van 24 april 2014 houdt in dat is bevonden dat de fietsen onder Taric-code 8712 00 30 10, met aanvullende code B999, vallen en dat voor dergelijke fietsen die in de periode van 27 september 2012 tot en met 5 juni 2013 zijn aangegeven voor het brengen in het vrije verkeer een antidumpingrecht van 48,5% moet worden betaald, hetgeen tot een correctie van € 234.275,37 leidt.

HAA 15/4779

3. In de periode 13 februari tot en met 21 mei 2013 heeft [naam] B.V. (hierna: [naam] ) in naam en voor rekening van eiseres 14 aangiften gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van – kort gezegd – rijwielen. In 13 aangiften is als land van verzending Sri Lanka genoemd en in één aangifte is als land van verzending Volksrepubliek China (hierna: VRC) genoemd. In 13 aangiften is als land van oorsprong Sri Lanka genoemd en in één aangifte is als land van oorsprong Frankrijk genoemd. De fietsen zijn in twaalf gevallen aangegeven onder Taric-code 8712 00 30 10 en in twee gevallen onder TARIC-code 8712 00 30 90. Bij elke aangifte is een certificaat van oorsprong Form A overgelegd afkomstig van de Departement of Commerce te Colombo, Sri Lanka. Op alle Form A’s staat [naam] als exporteur vermeld. Blijkens de overgelegde bescheiden zijn de fietsen aan eiseres geleverd door S.A.R.L. [naam] te Frankrijk, [naam] Ltd. te Hong Kong en [naam] Ltd. te Hong Kong.

4. Verweerder heeft op de voet van artikel 78 van het CDW bij [naam] een controle na de invoer ingesteld naar […] de aanvaardbaarheid van voormelde aangiften. Het naar aanleiding daarvan opgemaakte controlerapport van 27 februari 2014 houdt in dat de rijwielen zijn aangegeven onder Taric-code 8712 00 30 10 dan wel 8712 00 30 90. Opgemerkt wordt dat Taric-code 8712 00 30 90 onjuist is en dat dit Taric-code 8712 00 30 10, met aanvullende code B999, moet zijn, omdat het gaat om uit Sri Lanka verzonden tweewielige rijwielen met kogellagers, zonder motor. Omdat voor rijwielen die in de periode van 27 september 2012 tot en met 5 juni 2013 onder Taric-code 8712 00 30 10 zijn aangegeven voor het brengen in het vrije verkeer een antidumpingrecht van 48,5% moet worden betaald, leidt dit tot een correctie van € 229.990,88.

5. Ter zitting van de rechtbank van 26 februari 2018 heeft eiseres desgevraagd verklaard dat gelet op alle bij de betreffende aangiften behorende bescheiden sprake is van een aantal verschrijvingen en dat in de aangifte van 21 mei 2013 waarin bij land van verzending VRC is aangegeven moet worden gelezen land van verzending Sri Lanka alsmede dat in de twee aangiften van 16 april 2013 waarin de rijwielen onder TARIC-code 8712 00 30 90 zijn aangegeven dit moet worden gelezen als TARIC-code 8712 00 30 10.

Beide zaken

6. Op grond van deze bevindingen zijn de utb’s uitgereikt.”

2.2.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 27 februari 2020 de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Voor een overzicht van het procesverloop en de feiten in beide beroepszaken tot aan de door deze rechtbank gewezen uitspraak van 6 april 2018, wordt verwezen naar die uitspraak, waarbij de rechtbank aan het HvJ heeft verzocht een prejudiciële beslissing te geven over de in die uitspraak geformuleerde vragen.

2. In eerdergenoemd arrest heet heft HvJ voor recht verklaard:

“Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 van de Raad van 29 mei 2013 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 is ingesteld op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van rijwielen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië is ongeldig voor zover zij van toepassing is op de invoer van vanuit Sri Lanka verzonden rijwielen, ongeacht of deze als dan niet als van oorsprong uit Sri Lanka zijn aangegeven.”

3. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op dit arrest. Eiseres en verweerder hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en schriftelijk hun standpunt kenbaar gemaakt.”

2.3.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de utb’s terecht door de rechtbank zijn vernietigd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in

de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing