Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-01-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:98, 20/00194 tot en met 20/00200

Gerechtshof Amsterdam, 11-01-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:98, 20/00194 tot en met 20/00200

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 januari 2022
Datum publicatie
16 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:98
Formele relaties
Zaaknummer
20/00194 tot en met 20/00200

Inhoudsindicatie

Douanerecht; verzoek terugbetaling douanerechten; art. 239 CDW; bijzondere situatie; formulier A (form A).

Uitspraak

kenmerken 20/00194 tot en met 20/00200

11 januari 2022

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

[X1] , gevestigd te [Z1] , belanghebbende 1 (20/00194),

[X2] , gevestigd te [Z2] , belanghebbende 2 (20/00195),

[X3] , gevestigd te [Z3] , belanghebbende 3 (20/00197),

[X4] , gevestigd te [Z4] , belanghebbende 4 (20/00198),

[X5] , gevestigd te [Z5] , belanghebbende 5 (20/00199),

[X6] , gevestigd te [Z6] , belanghebbende 6 (20/00200),

[X7] , gevestigd te [Z7] , belanghebbende 7 (20/00196),

hierna tezamen aangeduid als belanghebbenden,

(gemachtigden: mr. ing. B.J.B. Boersma RB en mr. ing. D.J.M. Beurskens-Weijers)

tegen de uitspraak in de zaken met de kenmerken HAA 18/2913 tot en met HAA 18/2919 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbenden

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

20/00194 (HAA 18/2913)

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 30 september 2016 aan belanghebbende 1 een

uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 18.066,72 aan douanerechten en € 149,55 aan rente op achterstallen.

20/00195 (HAA 18/2914)

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 26 september 2016 aan belanghebbende 2 een

utb uitgereikt voor een bedrag van € 30.092,40 aan douanerechten en € 244,19 aan rente op achterstallen.

20/00197 (HAA 18/2916)

1.1.3.

De inspecteur heeft met dagtekening 13 juli 2016 aan belanghebbende 3 een

utb uitgereikt voor een bedrag van € 75.438,36 aan douanerechten.

20/00198 (HAA 18/2917)

1.1.4.

De inspecteur heeft met dagtekening 21 juli 2016 aan belanghebbende 4 een

utb uitgereikt voor een bedrag van € 95.219,40 aan douanerechten.

20/00199 (HAA 18/2918)

1.1.5.

De inspecteur heeft met dagtekening 20 juli 2016 aan belanghebbende 5 een

utb uitgereikt voor een bedrag van € 150.133,44 aan douanerechten.

20/00200 (HAA 18/2919)

1.1.6.

De inspecteur heeft met dagtekening 20 juli 2016 aan belanghebbende 6 een

utb uitgereikt voor een bedrag van € 26.413,68 aan douanerechten.

20/00196 (HAA 18/2915)

1.1.7.

De inspecteur heeft met dagtekening 20 september 2016 aan belanghebbende 7 een

utb uitgereikt voor een bedrag van € 60.296,40 aan douanerechten en € 465,62 aan rente op achterstallen.

Alle zaken

1.2.

Belanghebbenden hebben de inspecteur verzocht om terugbetaling van de voormelde douanerechten op de voet van artikel 116 lid 1 d juncto artikel 120 van het Douanewetboek van de Unie (DWU). De inspecteur heeft bij beschikkingen de verzoeken om terugbetaling van belanghebbenden afgewezen.

1.3.

De inspecteur heeft de daartegen gemaakte bezwaren bij uitspraken op bezwaar van 31 mei 2018 afgewezen en de beschikkingen gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbenden hebben daartegen beroepen ingesteld.

De inspecteur heeft bij de inbreng van stukken in de beroepsfase een beroep gedaan op beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb. De rechtbank heeft op deze verzoeken beslist op 12 augustus 2019 en geoordeeld dat beperkte kennisneming gerechtvaardigd is.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 10 februari 2020 als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank zijn belanghebbenden en de inspecteur aangeduid als ‘eiseres(sen)’ respectievelijk ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen ongegrond;

- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de aan de bezwaarfase toerekenbare immateriële schade van eiseressen, vastgesteld per eiseres op een bedrag van € 889;

- veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de aan de beroepsfase toegerekende immateriële schade van eiseressen, vastgesteld per eiseres op een bedrag van € 111;

- veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 56,25 per eiseres;

- draagt verweerder op de helft van het betaalde griffierecht van € 166,50 per eiseres te vergoeden;

- draagt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) de helft van het betaalde griffierecht van € 166,50 per eiseres te vergoeden.”

1.5.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbenden ingestelde hoger beroep is bij het Hof

ingekomen op 19 maart 2020 en is aangevuld bij brief van 11 december 2020. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Op 25 oktober 2021 is van de inspecteur een pleitnota ontvangen, waarvan een afschrift aan belanghebbenden is verstrekt.

1.7.

Bij brief van 26 oktober 2021 heeft de gemachtigde van belanghebbenden verzocht de procesgemachtigde van de inspecteur te weigeren. Het Hof heeft dit verzoek bij brief van dezelfde dag afgewezen, omdat van ernstige bezwaren tegen bedoelde procesgemachtigde niet is gebleken.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1.1. Op 18 september 2013 heeft [vertegenwoordiger 1] als direct vertegenwoordiger van eiseres 1 aangifte voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen van het geslacht Penaeus (hierna: garnalen). De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangifte is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 1] (hierna: [exporteur 1] ).

1.2.

Op 11 november 2013 en op 16 december 2013 heeft [vertegenwoordiger 2] als direct vertegenwoordiger van eiseres 2 twee aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen. De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangiften is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 2] (hierna: [exporteur 2] ) dan wel [exporteur 3] (hierna: [exporteur 3] ).

1.3.

In de periode 25 juni 2013 tot en met 15 november 2013 heeft [vertegenwoordiger 3] als direct vertegenwoordiger van eiseres 3 vijf aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen. De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangiften is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 4] (hierna: [exporteur 4] ).

1.4.

In de periode van 15 juli 2013 tot en met 25 oktober 2013 heeft [vertegenwoordiger 2] als direct vertegenwoordiger van eiseres 4 zeven aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen. De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangiften is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 4] , [exporteur 5] (hierna: [exporteur 5] ) dan wel [exporteur 6] (hierna: [exporteur 6] ).

1.5.

In de periode van 26 juni 2013 tot en met 19 november 2013 heeft [vertegenwoordiger 2] als direct vertegenwoordiger van eiseres 5 tien aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen. De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangiften is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 4] , [exporteur 2] , [exporteur 1] , [exporteur 5] dan wel [exporteur 6] .

1.6.

In de periode van 4 september 2013 tot 24 januari 2014 heeft [vertegenwoordiger 3] als direct vertegenwoordiger van eiseres 6 zeven aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen. De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangiften is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 7] (hierna: [exporteur 7] ) en [exporteur 1] .

1.7.

In de periode van 18 september 2013 tot en met 18 december 2013 heeft [vertegenwoordiger 4] als direct vertegenwoordiger van eiseres 7 drie aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen. De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangiften is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 1] dan wel [exporteur 6] .

2. Bij de aangiften is telkens een formulier A (hierna: Form A) overgelegd. Op de Forms A is een voorgedrukt referentienummer en een handgeschreven nummer vermeld.

3. Tot de stukken van het geding behoren voorts achteraf afgegeven Forms A van het Export Promotion Bureau te Khulna, Bangladesh (hierna: EPB) met dezelfde handgeschreven nummers doch andere voorgedrukte referentienummers als op de onder 2 genoemde Forms A zijn vermeld.

4. In de periode van 24 november 2015 tot 2 december 2015 heeft het antifraudebureau van de Europese Commissie (hierna: OLAF) in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van Bangladesh, het EPB, in Bangladesh een onderzoek ingesteld naar de certificaten van oorsprong, Forms A, die zijn afgegeven voor garnalen. In het missierapport van 14 april 2016 van OLAF is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

1. Purpose of the mission

In March 2015, the French customs authorities alerted OLAF of the presentation at import in France of falsified/tampered Form-A certificates of origin issued under the Generalised System of Preferences (GSP) corresponding to shrimps originating in Bangladesh. This had been discovered as results of requests for verification send by the French regional office “Direction Régionale des Douanes du Havre” to the Export Promotion Bureau (EPB), authority responsible for issuing Form-A certificates in Bangladesh, under the GSP provisions.

(…)

2. Mission activities

2.1

Initial meeting

(…)

B) In the EPE branch office in Khulna, a handwritten register is maintained with all the export of shrimps of HS code 0306 17. The register is classified by country of destination. The register includes the GSP reference number in sequential order, the date of issue, the Bangladeshi exporter, the EU consignee, the vessel, the net quantity, the amount invoiced in USD and the imprinted Form-A serial number.

(…)

C) In the EPE branch office in Chittagong, also a handwritten register is maintained

containing the same information. The difference is that it is not exclusive for shrimps but all goods except textiles.

(…)

D) From the comparison between the import data sets in the EU and the data contained in the EPB registers it was established that there are two types of fraud mechanism concerning the falsification of Form-A certificates:

1) No initial Form-A certificate is issued by EPB

There is no record in the import data set in the EU (based both in the GSP reference

number and the imprinted Form-A serial number) that matches records of the EPB

register.

2) An initial Form-A certificate is issued by EPB but the Form-A certificate presented for the release of the goods in the FU is falsified

The falsified certificates contain a different Form-A imprinted serial number but the GSP reference numbers are the same. The other differences between the two Form-A certificates are on the quantity exported or the quality specifications of the products concerned. It is consequently possible to match the GSP reference number available in the EU with a record in the EPB register and verify that the Form-A imprinted serial number is different.

E) The explanation that EFFEA and its members provided for the falsification of the Form

A certificates can be summarised in the following manner:

The exporters agree a contract with an EU buyer and initiate the procedures for getting health (veterinary) certificates issued. At reception by the exporter of the letter of credit from the EU buyer’s bank agency, there could be changes concerning the description and quantity of goods. The bank only pays the invoice in case there is a complete identity between the content of the documents made available by the EU buyer and the content of the documents issued in Bangladesh. Consequently, a new health certificate should be obtained in case of differences.

It was explained that, in 2012 and 2013, the procedure for taking samples for antibiotic testing took around 7-8 days and the results were only available after 25-30 days, due to capacity reasons. The European buyers used to give them a delay of delivery of 15-20 for the shipment of the goods. They were obliged to anticipate the initiation of the procedures for getting the health certificate issued on the basis of the information available in the client’s order.

If later there would be subsequent changes they would not be in time to get new health certificates reissued. Consequently, the health certificates were issued according to the quantities and the qualities initially commanded. The Form-A certificates issued by EPB were based on the specifications contained in those health certificates.

The health certificates and the Form-A certificates presented to the agent of the bank of the EU buyer and, consequently, presented to customs authorities for the release of the goods in the EU, were falsified to meet the changes in the command by the EU buyer.

The content of both Form-A certificates was identical, including signatures and stamps, except for the changing quantities or description of the product and the different Form-A imprinted serial number.

(…)”

5. Op 2 december 2015 is een Joint Agreed Report opgemaakt met daarin de resultaten van de missie van OLAF en het EPB. In het Joint Agreed Report is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

2. Background

(…)

OLAF examined the quantity of shrimps imported and the potential applicability of the forgeries to other EU Member States and, as a result, an investigation was opened (reference OF/2015/0412).

From EU databases, OLAF has recorded between 01/01/2013 and 02/11/2015, 6.300 consignments of shrimps (HS codes 0306 17, 1605 21 and 1605 29) for a net approximate quantity of 100.000 tonnes imported in the EU. It has been detected that the tampered certificates contained the same Form A reference number than the original. The Form A serial number imprinted in the form is however necessarily different.

(…)

5.1.4

List of certificates re-issued by EPB

The EPB informed the OLAF team of the reissuing of 66 Form A certificates which had been discovered as tampered in the context of French post verification requests. The reasoning for reissuing the certificates was that it could be accredited that the goods concerned were originating from Bangladesh. In 50 of the cases, there was an authentic certificate Form A covering the consignment previously but was not used for the release of the goods in the EU. In other 16 cases, there was no Form A certificate originally issued by EPB. It has been verified that most of the exports concerned date back to 2012 and 2013. However, the new Form A certificates were issued in 2015.

(…)

5.1.5

Considerations about the origin of the shrimps

The scope of the investigation focused on the authenticity of the GSP certificates than the preferential origin of the goods. Container tracking activities allowed concluding that most of the containers are loaded in the Port of Mogla ( [bedrijfsnaam] ) and then transhipped in Singapore for destination to the EU. It has also been verified that the exporters are processing plants approved for export to the EU.

(…)

5.2.3

Tampering of the GSP Form A certificates

The exporters claimed the following reasoning for the tampering of the certificates:

The exporters agreed a contract with an EU buyer and initiated the procedures for getting heath certificates issued. The veterinary certificate and the pro-forma invoice were the basis for obtaining the Form A certificate by EPB. At reception by the exporter of the letter of credit from the agency of the bank of the EU buyer, there could be slight changes concerning the description and quantity of goods. This would mean issuing a new health certificate, which could take very long (according to the statements of [exporteur 3] , [exporteur 4] and [exporteur 5] 25 to 30 days were needed at the time for getting the samples laboratory testing due to lack of capacity).

Subsequently, a new Form A should be requested.

Under pressure to deliver the consignments timely to the EU buyers to avoid their orders being cancelled (according to the statement of [exporteur 4] a period of 15 to 20 days is provided by the buyers for the shipment), some exporters may have obtained tampered health and Form-A certificates which align with the exact description/quantity indicated in the letter of credit and invoice, which reflects that the shrimps exported to the EU were of Bangladesh origin.

(…)

6. Conclusions

6.1

Origin of the shrimps exported to the EU

Although there are no indications that the shrimps exported to the EU are not originating from Bangladesh, the presentation of tampered certificates make the consignments ineligible for preferential treatment in accordance with the GSP rules.

(…)

6.2

Impact and further action

The number of consignments concerned by the tempering so far (around 220) is a relatively small proportion in respect of the about 6300 consignments imported in the EU from 2013

(…)

6.4

False and tampered Form A declared by the exporters

The EPB declares all the Form A certificates acknowledged as tampered by the exporters through statements as per Annex 08 as invalid.

(…)”

6. Tot de stukken van het geding behoort annex A020A bij het onder 4 genoemde missierapport. Deze annex is een overzicht van de inschrijvingen van de aanvragen van de onder 3 genoemde Forms A door het EPB.

7.1.

Tot de stukken van het geding behoren voorts annex 8 bij het onder 4 genoemde missierapport. Deze annex betreft verklaringen van de exporteurs waaronder een verklaring van [vertegenwoordiger 4] van 30 november 2015 die is ondertekend door Md. [naam 1] . In deze verklaring is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

We hereby declare that the Company is not aware of any tampered Form A Certificate presented for the clearance of goods in the EU except those that are presented in the table.

We further declared that we are not aware of the tampering before the EPB has informed us about 3 (Three) tampered certificate then we have formed a committee for conducted a investigation immediately. We have found 17 (seventeen) more tampered certificate through our investigation which we have presented in the table.

(…)”

7.2.

Deze annex 8 betreft onder meer ook een verklaring van [exporteur 2] van 30 november 2015 die is ondertekend door [naam 2] . In deze verklaring is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

1. Responsible officer of signatory: name: [naam 2] , Designation – General Manager.

2. Business has been continuing since 2008 (7 years) with EU.

3. The information’s about GSP are detailed a chart.(separately two copies are attached)

4. Informations about tampered GSP are detailed in a chart (copy attached)

5. There are no other tampered GSP certificate visible except the ones that are shown.

6. Officer related to tampered GSP has been terminated from the service (COPY ATTACHED)

7. Only the terminated officer knows the information’s about the tempered GSP certificate provider and we are not getting any information about that said officer.

(…)”

7.3.

Deze annex 8 betreft onder meer ook een verklaring van [exporteur 3] van 30 november 2015 die is ondertekend door MD. [naam 3] . In deze verklaring is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

In this respect; we do admit that we tampered GSP Form-A in the year 2013 in the course of complexity of receiving health certificate due to analysis report was made from only a laboratory that time which taken 25-30 days for an analysis completion. For this lengthy process of laboratory analysis, our buyers were alarming us to cancel orders with us owing to delay of shipment schedule and in this regard to keep the orders valid and to make shipment in schedule time and to avoid discrepancies of the final documents between Pro-forma and the Letter of credit we tampered the certificate of GSP Form A.

(…)”

7.4.

Deze annex 8 betreft onder meer ook een verklaring van [exporteur 4] . In deze verklaring is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

Details of the contact person by whom tempered certificate delivered:

As we have explained previously that we could not make any contact with [naam 4] it’s very hard for us to give any authenticate name & address that who delivered the Tempered Certificate.

(…)”

7.5.

Deze annex 8 betreft onder meer ook een verklaring van [exporteur 5] van 30 november 2015 die is ondertekend door [naam 5] In deze verklaring is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

We do here by declare that we did not aware about the responsibility of GSP

certificate. After receiving the claim form our foreign buyer regarding the GSP

certificate. We try to find out the reality about discrepancy of these GSP

certificate and after checking it is proved as tempered which was done by our

commercial manager.

Cause of Tampered:

At that time the lab capacity of sample test was not sufficient. We mention here

that we got one certificate not less than 15 to 20 Days. On the other hand the

commercial manager may do this for maintained the schedule of shipment date.

Action:

(1) Then we applied fast to our ËPB to re-ïssue against these certificates and

according to decision of EPS, we have to pay BD. Taka.50,000/= per certificate

as financial penalty for this bad practice and re-issue the same against those

tampered certificate. After receiving the re-issue certificate we send our

respective foreign buyer’s to meet up the claim of their customs. We also pay

BD. Taka. 10,0001= of each GSP certificate as penalty fee to our association (BFFEA) and gave undertaken for future.

(…)

However, we have try to our level best to inform the real information regarding

GSP certificate. We checked very carefully in our office record and find out

another 14 (Fourteen) GSP certificate as fraud but Still now we have not

received any claim against those 14 (Fourteen) GSP certificate from our respective buyer.

(…)”

7.6.

Deze annex 8 betreft onder meer ook een verklaring van [exporteur 6] van 30 november 2015 die is ondertekend door [naam 6] . In deze verklaring is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

After received the letter from BFFEA we’ve investigate internally & come to learnt that our 21 consignments has been tempered for GSP fraud. We instantly terminate our Chief commercial officer [naam 4] who was responsible for tempered GSP & we were fully unaware about that. But after the internal investigation & when we interrogate him he told us that because on time of shipment schedule he did it. The reason is below

At the time the FIQC department took longer than usual time to issue the health (Veterinary) certificate. I mean when we applied for the LOT Inspection then they had took 7-8 days to draw the sample collection then the sent it to DHAKA for Antibiotic test (at that time there was only central based repotting system) which used to take 25/30 days because of the long cue, after getting the certificate we need around 15 days to made the shipment procedure because of the Vessel schedule & other factors so alt together it took 40-45 days Whereas the buyers give us normally 15/20 days for made the shipment. Otherwise they cancel the contract.

(…)”

7.7.

Deze annex 8 betreft onder meer ook een verklaring van [exporteur 7] . In deze verklaring is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

05.) We do hereby declare that the company is not aware of any tampered form-A certificates Presented for the clearance of the goods in the EU other than those presented in table (Statements).

(…)”

8. Tot de stukken van het geding behoort annex 9 bij het onder 3 genoemde missierapport. Deze annex betreft een verklaring van [naam 7] van 29 november 2015, commercial manager van [exporteur 3] . In deze verklaring is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

In my capacity as commercial manager in the company [exporteur 3] in 2013, I was responsible for the preparation of export consignments to various companies in the EU. I recall the French company [gezwart] and the Dutch company [X2] to whom we exported at the time. Due to discrepancies of the final export documents between the pro-forma invoice and the letter of credit, I had to resort and obtain a fake GSP Form A, in order to accommodate the changes in descriptions and/or quantities because otherwise the consignment would been delayed. Through my acquaintance and working relationship with other commercial officers, namely Mr [gezwart] from [gezwart] in Kuhlna, I came to know Mr [gezwart] who provided False GSP Form A to me and other shrimp exporters, each against payment of Taka 4,000/- (Taka four thousand only). I contacted Mr [gezwart] in the year 2013 and provided him with the details of the original Forms A issued by the EPB in Khulna for our company such as reference number of the GSP and the date of issue. Furthermore, I gave him the specific details of the export consignments so that the commercial documents would be consistent. I gave the information to Mr [gezwart] by means of a pen-drive (usb-stick) from my lap-top. Within 3 hours I got the false GSP Form A back from Mr [gezwart] meeting in public places somewhere in Khulna.

(…)”

9. Tot de stukken van het geding behoort annex A11D bij het onder 4 genoemde missierapport. Deze annex betreft een verklaring van Mr. Md. A [gezwart] van 1 december 2015. In deze verklaring is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

I have been working as an independent or freelance typist in Karwanbazar , just behind the EPB office in Dhaka, since 2008.

When exporters or company officers bring blank GSP Forms A to me for typing, I get it typed against the invoice they provide. Sometimes they give me a number of forms together with the invoices, which I type them and they take delivery later.

(…)

I have been regularly typing the Forms for these two companies as and when they bring them. To the best of my knowledge I have never gave any blank GSP Forms to anyone other than its genuine owners.

On the average, I usually type some 30 forms daily, and I earn about Taka one thousand per day.

It may be added that I have heard that before automation anyone could easily purchase blank GSP Forms A from BGMEA or BKMEA against some extra amount of Taka one hundred or so.

(…)”

10. Tot de stukken van het geding behoort een verklaring van [exporteur 4] van 19 juni 2017 die is ondertekend door [naam 6] .

“(…)

We hereby declare that this conclusion in the mission report from OLAF does not reflect our statement which we gave to OLAF. The EU buyer did not change their orders, not did any change in an order result in the falsification of certificates. We emphasize that in no way or form the EU-buyers pressured us in falsifying the certificates or otherwise. We only declared to OLAF that our commercial department did the falsification of the Form A, because of the long waiting time for the test report and to maintain the timeline of the shipment.

(…)”

11. Tot de stukken van het geding behoort tevens annex D bij het onder 4 genoemde missierapport. Deze annex betreft een brief van de directeur-generaal Taxation and Customs Union van de Europese Commissie aan het EPB van 10 maart 2016. In deze brief - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

It appears that your authority has issued certificates of origin FORM A for goods

previously exported from Bangladesh for importation into the EU under preferential

treatment. OLAF his discovered that when these goods were imported into the EU,

falsified FORM A certificates were presented among the documents accompanying the import declarations.

(…)

Falsification of the certificates of origin Form A is considered as a fraudulent activity even if the origin of the products involved would be genuine. After the importation and because the preference was denied, your authority was requested to issue FORM A certificates for the same goods.

I have to inform you that the retrospective issue of the certificates under these

circumstances is not in accordance with the legal framework for GSP.

(…)

Therefore under the circumstances described above, your authority did not have any

real basis for issuing FORM A certificates retrospectively. I hope that you will decline to issue certificates FORM A in similar cases in the future.

(…)”

12. Naar aanleiding van voorgaande heeft verweerder de utb’s uitgereikt aan eiseressen.

13. Tot de stukken van het geding behoren een ‘revised pro forma invoice’, nummer 35/13, van 14 juni 2013, en een ‘revised pro forma invoice’, nummer 30/13, van 4 juli 2013, van [exporteur 4] aan eiseres 3.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier nog de volgende feiten aan toe.

2.3.

In het door de rechtbank onder punt 5 aangehaalde ‘Joint Agreed Report’ is tevens het volgende vermeld:

2. BACKGROUND

In 2012, the French customs authorities, on request of their regional office “Direction Regionale des Douanes du Havre”, sent to EPB requests for subsequent verification of statements on origin of shrimps (certificate Form A) based on reasonable doubts as to their authenticity. Amongst others it was detected orthographic errors and inconsistencies in the stamping and use of scanned signatures.

The replies by EPB confirmed that some of the certificates presented were falsified. Subsequently, the French customs authorities sent additional requests for subsequent verification either randomly or based on reasonable doubts, some of them still pending reply by EPB.

On March 2015, the French customs authorities alerted OLAF that, in view of the EPB replies, they identified 48 forged certificates corresponding tot 12 exporters from Bangladesh. (…)”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of belanghebbenden op grond van artikel 116, lid 1, onder d juncto artikel 120 van het Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU) in aanmerking komen voor terugbetaling van de geheven douanerechten.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in

de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing