Home

Hoge Raad, 20-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1908, 22/00724

Hoge Raad, 20-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1908, 22/00724

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 december 2024
Datum publicatie
20 december 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1908
Formele relaties
Zaaknummer
22/00724

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/00724

Datum 20 december 2024

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. (hierna: belanghebbende)

tegen

1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2022, nrs. 20/00194 tot en met 20/002001, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 18/2913 tot en met HAA 18/2919) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op een verzoek om terugbetaling van douanerechten.

1 Geding in cassatie

1.1

Belanghebbende, vertegenwoordigd door B.J.B. Boersma, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

1.2

Belanghebbende heeft op 18 mei 2022 verzocht om de Staat te veroordelen tot een vergoeding van immateriële schade in het geval de cassatieprocedure dusdanig lang duurt dat daarmee spanning en frustratie bij belanghebbende wordt verondersteld.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft schriftelijk gereageerd op het hiervoor bedoelde verzoek en zich gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.

1.3

Het Hof heeft de namens zeven rechtspersonen, onder wie belanghebbende, gelijktijdig bij één geschrift ingestelde hoger beroepen tegen de uitspraak van de Rechtbank gevoegd behandeld en voor de afdoening van het geding volstaan met het doen van één uitspraak.
Tegen de uitspraak van het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende namens zes rechtspersonen, onder wie belanghebbende, telkens bij afzonderlijk geschrift, beroep in cassatie ingesteld. De griffier van de Hoge Raad heeft na ontvangst van de zes beroepschriften de cassatieberoepen van deze zes rechtspersonen op 17 februari 2022 voor gevoegde behandeling geregistreerd onder één zaaknummer, te weten 22/00724.

1.4

De Hoge Raad heeft bij de behandeling van de cassatieberoepen besloten tot splitsing op de voet van artikel 8:14, lid 1, Awb en het geding van belanghebbende onder het zaaknummer 22/00724 verder te behandelen. De gedingen van de vijf andere rechtspersonen worden respectievelijk behandeld onder de zaaknummers 24/04149, 24/04150, 24/04151, 24/04152 en 24/04154.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure

3.1

Belanghebbende heeft de Hoge Raad verzocht om bij overschrijding van de redelijke termijn die geldt voor de behandeling van het cassatieberoep, de Staat te veroordelen tot een vergoeding van immateriële schade.

3.2

In deze zaak is beroep in cassatie ingesteld op 17 februari 2022. Het tijdsverloop sindsdien tot het moment waarop de Hoge Raad in deze zaak arrest wijst, levert een overschrijding op van de redelijke termijn van meer dan zes maanden maar niet meer dan twaalf maanden. Aan belanghebbende komt daarom een vergoeding van immateriële schade toe van € 1.000.

4 Proceskosten

5 Beslissing