Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-05-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1061, 21/01734

Gerechtshof Amsterdam, 02-05-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1061, 21/01734

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 mei 2023
Datum publicatie
17 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1061
Formele relaties
Zaaknummer
21/01734
Relevante informatie
Art. 6:6 Awb, Art. 8:41 Awb, Art. 8:115 Awb

Inhoudsindicatie

In hoger beroep is in geschil of de rechtbank belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in haar beroep heeft verklaard.

Uitspraak

kenmerk 21/01734

2 mei 2023

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 8 oktober 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/3728 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het tijdvak september 2019 een naheffingsaanslag loonheffing (hierna: LH) opgelegd, ter hoogte van € 244. Tevens is een verzuimboete van € 50 opgelegd.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 november 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het Hof heeft op 22 december 2021 en 17 april 2023 nadere stukken ontvangen van de zijde van belanghebbende.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2023.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld.

Feiten

1. Eiseres heeft op 4 november 2019 een aangifte ingediend voor de loonheffing voor het tijdvak 10 en daarbij een bedrag van € 882 als loon voor de loonheffing aangegeven en een bedrag van € 244 aan loonheffing.

2. Bij de betaling van de verschuldigde loonheffing heeft eiseres een onjuist betalingskenmerk gebruikt, met als gevolg dat de betaling niet werd gekoppeld aan de verschuldigde loonheffing. Als aanvullend kenmerk stond ‘LH 10/2019’ vermeld.

3. Verweerder heeft het betaalde bedrag geboekt op een openstaande belastingschuld.

4. Verweerder heeft met dagtekening 28 november 2019 een naheffingsaanslag van

€ 244 en een verzuimboete van € 50 opgelegd.

5. Eiseres dient op 12 december 2019 een bezwaarschrift in tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboete.

6. Verweerder heeft op 6 januari 2020 een voorlopige uitspraak op bezwaar verzonden, inhoudende een afwijzing van het bezwaar, intrekking van de verzuimboete en een uitnodiging voor een hoorgesprek.

7. Op 22 januari 2020 stuurt eiseres per e-mail een inhoudelijke reactie op de voorlopige uitspraak op bezwaar. Op 14 februari 2020 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden met de gemachtigde van eiseres. Van dit gesprek is een verslag opgesteld. Verweerder heeft op 6 maart 2020 van eiseres een aanvulling op het verslag ontvangen.

8. Verweerder heeft op 3 april 2020 uitspraak op bezwaar gedaan overeenkomstig de voorlopige uitspraak op bezwaar.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling daarop vermeldt het Hof de volgende feiten.

2.3.

Op 27 augustus 2021 heeft de zitting van de rechtbank plaatsgevonden. Tot de gedingstukken behoort een schrijven van de rechtbank aan belanghebbende met dagtekening 3 september 2021 waarin, voor zover van belang, het volgende is opgenomen:

“De rechtbank is, mede naar aanleiding van het onderzoek ter zitting van 27 augustus 2021, van oordeel dat u niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van betalingsonmacht. Dit betekent dat u alsnog griffierecht moet voldoen. (…)

U wordt verzocht het griffierecht binnen twee weken na dagtekening van deze brief te betalen. U krijgt de nota separaat toegestuurd. Let op: in afwijking van hetgeen op de nota vermeld staat, dient u binnen twee weken te betalen.

U heeft twee opties om het griffierecht te betalen. Optie 1: u kunt het griffierecht betalen bij de centrale balie van de rechtbank (adres: Simon de Vrieshof 1). U dient de nota mee te nemen. U dient hiervoor een afspraak te maken en kunt daarvoor telefonisch contact opnemen via 088 – 36 111 98. Optie 2: u kunt het griffierecht overmaken naar de bankrekening zoals vermeld staat op de nota en onder vermelding van het betalingskenmerk.”

2.4.

Uit navraag van de griffier van het Hof volgt dat de rechtbank, anders dan in de brief van 3 september 2021 (zie onder 2.3.) aangekondigd en toegezegd, geen nota griffierecht aan belanghebbende heeft verzonden.

3. Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is in geschil of de rechtbank belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in haar beroep heeft verklaard.

4 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen en beslist:

Geschil

(…)

Beoordeling van het geschil

(…).

28. Gelet op het voorgaande faalt het beroep van eiseres op betalingsonmacht.

Ontvankelijkheid 29. Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan een bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep. Ingevolge artikel 8:41, eerste lid, van de Awb, wordt door de griffier van de indiener van het beroep griffierecht geheven.

30. Voorafgaand aan deze uitspraak heeft de rechtbank eiseres een brief met dagtekening 3 september 2021 gezonden met daarin de beslissing dat het beroep op betalingsonmacht is afgewezen en eiseres in de gelegenheid gesteld om alsnog het griffierecht binnen vier weken te voldoen.

31. Eiseres heeft vervolgens niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn het verschuldigde griffierecht voldaan. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim. Daarom wordt aan de inhoudelijke behandeling van het beroep niet toegekomen.

32. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.

Proceskosten 33. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

7 Beslissing