Home

Gerechtshof Amsterdam, 16-03-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1255, 22/00422

Gerechtshof Amsterdam, 16-03-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1255, 22/00422

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
16 maart 2023
Datum publicatie
7 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1255
Zaaknummer
22/00422
Relevante informatie
Art. 19 Wet MRB 1994, Art. 35 Wet MRB 1994, Art. 37 Wet MRB 1994

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag MRB en boete. Naheffingsaanslag terecht opgelegd omdat tijdens de schorsing van de tenaamstelling van het kenteken gebruik is gemaakt van de weg. De wet biedt geen mogelijkheid er rekening mee te houden dat het gebruik van de weg slechts gedurende een deel van de periode van schorsing heeft plaatsgevonden. Het Hof ziet wel aanleiding de boete te matigen.

Uitspraak

kenmerk 22/00422

16 maart 2023

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 9 juni 2022 in de zaak met kenmerk HAA 20/5966 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 24 september 2019 tot en met 9 februari 2020 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 402 met daarbij een boete van € 402.

1.2.

De inspecteur heeft de naheffingsaanslag en de boetebeschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

1.3.

Op het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep heeft de rechtbank als volgt beslist:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep ongegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar voor wat betreft de opgelegde verzuimboete;

-

vermindert de boete tot € 381 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.”

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is

bij het Hof ingekomen op 20 juni 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’).

“1. Op grond van gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) is eiseres van 8 april 2019 tot en met 21 juni 2020 houder geweest van een Seat Cordoba (een personenauto) met kenteken [kenteken] . De geldigheid van het kentekenbewijs van het motorrijtuig is geschorst geweest van 24 september 2019 tot 5 februari 2020.

2. Op 26 januari 2020 omstreeks 9:17 uur is door verbalisanten van de politie geconstateerd en gefotografeerd dat de auto geparkeerd was op de [A-straat] te [Z] .

3. Op 5 februari 2020 is de zoon van eiseres, die in de auto op weg naar school was, door de politie aangehouden omdat hij in een auto met geschorst kenteken reed. Naar aanleiding daarvan heeft eiseres de schorsing beëindigd.

4. Met dagtekening 23 maart 2020 is aan eiseres een zogenaamde ‘vooraankondiging naheffingsaanslag / boetebeschikking’ gestuurd vanwege het op 26 januari 2020 geconstateerde weggebruik.

5. De naheffingsaanslag en boete zijn opgelegd zoals aangekondigd.

6. Tot het dossier behoren twee APK-keuringsrapporten. Een rapport van afkeuring van 14 januari 2020 en een rapport van 17 januari 2020 waarop vermeld is dat de auto is goedgekeurd na reparatie.

7. Tot het dossier behoort een kopie van een handgeschreven verklaring met datum4 mei 2020 van de ex-partner van eiseres waarin onder meer staat:

“Hierbij verklaar ik […] dat mijn zoon zijn auto een volkswagen cordoba met kenteken[kenteken] bij mij had staan op eigen terrein in de periode van 24 september (2019) t/m 13 januari 2020. Omdat hij er samen met mij aan heeft gewerkt, om hem weer rijklaar te maken.””

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing