Gerechtshof Amsterdam, 11-05-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1300, 21/00564
Gerechtshof Amsterdam, 11-05-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1300, 21/00564
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 11 mei 2023
- Datum publicatie
- 5 juli 2023
- Zaaknummer
- 21/00564
- Relevante informatie
- Art. 7:2 Awb, Art. 7:3 Awb, Art. 8:25 Awb
Inhoudsindicatie
Bpm. In geschil is of sprake is van schending van het Unierecht. Daarnaast is in geschil of de ontvanger heeft mogen afzien van een hoorgesprek. Tot slot is in geschil of de bij de uitspraak op bezwaar toegekende vergoeding is gebaseerd op de juiste puntwaarde.
Uitspraak
kenmerk 21/00564
11 mei 2023
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: [Y] )
tegen de uitspraak van 30 juli 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/6154 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft op 3 september 2020 aan belanghebbende, vanwege het uitblijven van de betaling van een naheffingsaanslag bpm, een aanmaning verzonden en daarbij € 17 aanmaningskosten in rekening gebracht.
De ontvanger heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar van
2 november 2020 gegrond verklaard en de aanmaningskosten op nihil gesteld. Daarnaast heeft de ontvanger een kostenvergoeding van € 130,50 voor de bezwaarfase toegekend (€ 261 x 0,5).
De rechtbank heeft het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep in haar uitspraak
van 30 juli 2021 ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is
bij het Hof ingekomen op 30 augustus 2021 en is aangevuld bij brief van 27 september 2021.
Op 7 december 2021 heeft het Hof een tussenuitspraak gedaan, waarin Verhoeven als
gemachtigde van belanghebbende is geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 8:25 lid 1 Awb. In de tussenuitspraak is voorts opgenomen dat het Hof de stukken die grievend zijn en beledigingen inhouden in zijn geheel buiten beschouwing zal laten.
Bij brief van 13 december 2021 heeft belanghebbende [Y] als nieuwe gemachtigde
aangewezen, met het recht van substitutie.
Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft [Y] op 7 april 2022 gronden van
het hoger beroep ingediend. De ontvanger heeft met dagtekening 26 juli 2022 een verweerschrift ingediend.
Op 12 april 2023 heeft het Hof een pleitnota van belanghebbende ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Op 17 juli 2020 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag bpm opgelegd. Met dagtekening 14 augustus 2020 is aan belanghebbende een betalingsherinnering verzonden vanwege het uitblijven van een betaling van deze naheffingsaanslag. Met dagtekening 3 september 2020 is aan belanghebbende een aanmaning gezonden, waarbij € 17 aanmaningskosten in rekening zijn gebracht.
Bij brief van 17 september 2020, door de ontvanger ontvangen op 18 september 2020, heeft belanghebbende tegen de aanmaningskosten een pro forma-bezwaarschrift ingediend, waarin zij heeft verzocht om te worden gehoord.
Bij brief van 29 september 2020 heeft de ontvanger medegedeeld datde aanmaningskosten inmiddels waren vervallen en hij er daarom vanuit ging dat het pro forma-bezwaarschrift geen verdere behandeling meer behoeft.
In weerwil van de onder 2.3 genoemde brief heeft belanghebbende haar pro forma-bezwaarschrift bij brief van 7 oktober 2020 toch (nader) gemotiveerd.
Bij uitspraak van 2 november 2020 heeft de ontvanger het bezwaar gegrond verklaard en de aanmaningskosten verminderd tot nihil. Verder heeft de ontvanger belanghebbende een vergoeding van de kosten van het bezwaar toegekend. Hij heeft deze vergoeding vastgesteld op € 130,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, wegingsfactor van 0,5 en puntwaarde € 261).
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of sprake is van schending van het Unierecht en, zo ja, wat de gevolgen van die schending zijn. Daarnaast is in geschil of de ontvanger heeft mogen afzien van een hoorgesprek. Tot slot is in geschil of de bij de uitspraak op bezwaar toegekende vergoeding is gebaseerd op de juiste puntwaarde.