Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-05-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1427, 20/00712 tot en met 20/00714

Gerechtshof Amsterdam, 23-05-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1427, 20/00712 tot en met 20/00714

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 mei 2023
Datum publicatie
28 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1427
Zaaknummer
20/00712 tot en met 20/00714
Relevante informatie
Art. 1 Wet OB, Art. 7 Wet OB, Art. 12 Wet OB

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslagen OB. Belanghebbende is terecht als ondernemer aangemerkt; er is geen sprake geweest van een samenwerkingsverband in de vorm van een cv.

Uitspraak

kenmerken 20/00712, 20/00713 en 20/00714

23 mei 2023

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 26 oktober 2020 in de zaak met kenmerken HAA 18/602, 18/603 en 18/604 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

kenmerk 20/712 (HAA 18/602)

1.1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 9.647 en daarbij bij beschikking € 1.532 rente in rekening gebracht.

1.1.2.

Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak afgewezen.

kenmerk 20/713 (HAA 18/603)

1.2.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 257.989 en daarbij bij beschikking € 34.434 rente in rekening gebracht.

1.2.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot

€ 207.642 en de heffingsrente tot € 27.714.

kenmerk 20/714 (HAA 18/604)

1.3.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 106.332 en daarbij bij beschikking € 11.560 rente in rekening gebracht.

1.3.2.

De inspecteur heeft bij uit uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot

€ 23.369 en de heffingsrente tot € 2.540.

Alle kenmerken

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de hiervoor vermelde uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 26 oktober 2020 als volgt op die beroepen beslist (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen tegen de naheffingsaanslagen 2011 (HAA 18/603) en 2012 (HAA 18/604) en de daarbij gegeven beschikkingen ongegrond;

- verklaart het beroep tegen de naheffingsaanslag 2010 en de rentebeschikking (HAA 18/602) gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar betreffende de naheffingsaanslag 2010 en de rentebeschikking;

- vermindert de naheffingsaanslag 2010 tot € 9.503 en bepaalt dat de rentebeschikking overeenkomstig wordt verminderd;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 261; en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170 aan eiser te vergoeden.”

1.5.

Belanghebbende heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Daarna zijn de volgende stukken ingediend:

-

aanvullingen van de gronden van het hoger beroep van belanghebbende (29 december 2020);

-

een verweerschrift van de inspecteur;

-

een nader stuk van belanghebbende (met usb-stick) (4 april 2022);

-

een nader stuk van belanghebbende (7 april 2022);

-

een pleitnota van de inspecteur.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2023. Het onderzoek in deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaken met kenmerken 21/00715 tot en met 21/00720 en 21/00721. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.

De activiteiten

1. Eiser heeft, al dan niet in opdracht van een commanditaire vennootschap, economische activiteiten uitgevoerd. De activiteiten bestonden uit het in- en verkopen van tickets via internet voor concerten, (sport-)evenementen en theater. Klanten betaalden voor een ticket middels een website (ticketnet, ticketloket). Zij verrichtten via iDEAL een betaling. De betaalde gelden kwamen op een account bij een zogenoemde payment provider. De payment providers betaalden onder inhouding van kosten de ontvangsten uit op een of meerdere bankrekeningen ten name van eiser in privé (bankrekening van eiser). Eiser kocht de tickets in via Marktplaats of bij ticketbedrijven. De inkoop van de kaarten liep via de bankrekening van eiser. Ook andere kosten gemaakt voor de activiteiten (zoals kosten van webdiensten) werden van de bankrekening van eiser betaald. De tickets werden per post of digitaal aan de klanten toegezonden. Indien terugbetalingen plaatsvonden aan klanten, bijvoorbeeld omdat tickets niet konden worden geleverd, gebeurde dat via de account bij de payment providers. Gelden daarvoor hielden de payment providers in op de op de account binnengekomen betalingen dan wel werden door eiser gestort vanaf de bankrekening van eiser op het account.

2. In het jaar 2012 is eiser gestopt met het in- en verkopen van tickets.

De structurering

3. Tot 10 februari 2010 dreef eiser onder de handelsnamen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] een eenmanszaak.

4. Op 10 februari 2010 is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (het handelsregister) de inschrijving van de eenmanszaak van eiser gewijzigd in de commanditaire vennootschap (cv) [bedrijf 1] CV (CV 1). De beherend vennoot van CV 1 is [A] Ltd. Van die vennootschap is eiser enig aandeelhouder en directeur. De commanditaire vennoot is Stichting [de stichting] (de Stichting), vertegenwoordigd door [B] ( [B] ). Op 9 augustus 2010 is de statutaire naam van CV 1 gewijzigd in Inleasure CV. CV 1 is volgens het handelsregister op 17 januari 2011 ontbonden.

5. De tot het dossier behorende schriftelijke oprichtingsovereenkomst van CV 1 bevat onder meer de volgende bepalingen:

“Art. 2.[…]3. De beherende vennoot is zonder toestemming van de stille vennoot bevoegd andere rechtspersoonlijkheid bezittende lichamen als vennoot tot de vennootschap toe te laten treden.

Art. 3.1. Door [de beherende vennoot] wordt ingebracht: een som van € 10.000 in contanten. De commanditaire vennoot brengt in een som van € 250 in contanten. Voorts brengt de beherende vennoot in zijn volledige kennis, arbeid en vlijt.2. Met onderling goedvinden kunnen de vennoten ieder meer of minder geld of andere zaken en rechten in de vennootschap inbrengen.3. Ieder der vennoten wordt voor zijn inbreng in geld of goederen op zijn rekening in de boeken der vennootschap gecrediteerd ten belope van de waarde daarvan. Op iedere balans van de vennootschap moet het kapitaal van alle vennoten afzonderlijk worden opgenomen.[…]

Art. 6.1. Bij het eindigen der vennootschap is ieder der vennoten in het vermogen der vennootschap gerechtigd voor het bedrag, waarvoor hij ingevolge het bepaalde in artikel 3 in de boeken is gecrediteerd, vermeerderd of verminderd met zijn aandeel in de winst of het verlies, gemaakt of geleden in het laatste boekjaar blijkens de balans en winst- en verliesrekening opgemaakt, met dien verstande dat het winstaandeel waarop de commanditaire vennoot recht heeft nooit meer zal bedragen dan € 250 voor elk jaar dat de vennootschap voortduurt.2. Gedurende het bestaan van de vennootschap hebben de vennoten geen recht op enige vorm van winstdeling. Na afdracht van de door de vennootschap over de door haar verschuldigde vennootschapsbelasting kan de gevolmachtigd directeur ten la[s]te van de agio besluiten tot een dividend uitkering.”

6. Tot het dossier behoort een schriftelijke overeenkomst van opdracht met dagtekening 10 februari 2010 tussen CV 1 en eiser als opdrachtnemer. De werkzaamheden van de opdrachtnemer bestaan volgens deze overeenkomst uit:

“Het verrichten van werkzaamheden welke benodigd zijn voor de commanditaire vennootschap [bedrijf 1] alsmede de eventueel hieraan gekoppelde beherende vennoot(en). Deze werkzaamheden zullen aanvangen op 10 februari 2010 voor onbepaalde tijd. […] De vergoeding voor deze werkzaamheden bedraagt € 21,59 per uur exclusief BTW.”

7. Per 9 augustus 2010 wordt onder de handelsnaam [bedrijf 1] een nieuwe cv (CV 2) ingeschreven in het handelsregister. Als beherend vennoot wordt [C] Ltd. opgegeven. Daarvan is eiser enig aandeelhouder en directeur. Op 27 augustus 2010 wordt met terugwerkende kracht tot 9 augustus 2010 [A] Ltd. als beherend vennoot van CV 2 ingeschreven. Een commanditaire vennoot is niet ingeschreven. Per 17 januari 2011 is de statutaire naam van CV 2 gewijzigd in Ticoon CV. Op 6 juli 2011 is CV 2 volgens het handelsregister ontbonden.

8. Op 16 februari 2011 is volgens informatie in het handelsregister [bedrijf 3] CV (CV 3) opgericht. Beherend vennoot is volgens die informatie [C] Ltd. Een commanditaire vennoot is niet ingeschreven. Als inbrengbedrag van de commanditaire vennoot is een bedrag van € 1.000 vermeld. Op 14 januari 2014 is CV 3 failliet verklaard. Het faillissementsverslag behoort tot de gedingstukken. In dit verslag staat dat de curator niet beschikt over een overeenkomst van de cv, dat de commanditair vennoot tot op heden [18 mei 2017] onbekend is, maar dat eiser tegenover de Belastingdienst heeft verklaard dat dit de Stichting is.

9. Op 13 augustus 2012 is volgens informatie in het handelsregister [bedrijf 4] CV (CV 4) opgericht. Beherend vennoot is volgens deze informatie Londrey Ltd. Eiser is enig aandeelhouder en directeur van laatstgenoemde vennootschap. Een commanditaire vennoot is niet ingeschreven. CV 4 is volgens het handelsregister op 11 maart 2014 opgeheven.

10. Tot het dossier behoren “inkoopverklaringen gebruikte goederen”. Daarin staat dat “ [bedrijf 1] ” (2010 en 2011) dan wel “ [bedrijf 3] ” (2011 en 2012) tickets koopt van eiser. De inkoopverklaringen betreffen door eiser ingekochte tickets over een bepaalde periode en zijn ondertekend door eiser (al dan niet mede namens de betreffende cv).

11. De vier cv’s zijn niet bij de Belastingdienst aangemeld voor de vennootschapsbelasting en ten name van de cv’s is geen aangifte vennootschapsbelasting gedaan. Dit geldt voor wat betreft CV 2, CV 3 en CV 4 ook voor de omzetbelasting. CV 1 is wel aangemeld bij de Belastingdienst voor de omzetbelasting en heeft over 2010 ook aangiften omzetbelasting ingediend.

12. Van CV 2, CV 3 en CV 4 zijn in de periode tot aan de zitting bij de rechtbank geen oprichtingsovereenkomsten overgelegd. Ook zijn geen overeenkomsten van opdracht tussen die cv’s en eiser overgelegd. Ter zitting bij de rechtbank heeft eiser (via een e-mail) alsnog een oprichtingsovereenkomst van CV 2 overgelegd, met oprichtingsdatum 3 januari 2011. Volgens deze overeenkomst is [C] Ltd. de beherende vennoot en is [A] Ltd. de commanditaire vennoot. Ten opzichte van de onder 5 vermelde bepalingen van CV 1, wijkt de overeenkomst als volgt af:

“Art. 3

1. Door [de beherende vennoot] wordt ingebracht: een som van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) in geld of goederen. De commanditaire vennoot brengt in een som van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) in contanten.2. Met onderling goedvinden kunnen de vennoten ieder meer of minder geld of andere zaken en rechten in de vennootschap inbrengen.3. Ieder der vennoten wordt aangaande zijn inbreng in geld of goederen gecrediteerd. Indien mondeling of schriftelijk overeengekomen kan de inbreng ook worden verrekend.[…]

Art. 6.1. Bij het eindigen der vennootschap is ieder der vennoten in het vermogen der vennootschap gerechtigd voor het bedrag, waarvoor hij ingevolge het bepaalde in artikel 3 is gecrediteerd en/of indien er verrekening heeft plaatsgevonden, vermeerderd of verminderd met zijn aandeel in de winst of het verlies, gemaakt of gelden in het laatste boekjaar blijkens de balans en winst- en verliesrekening opgemaakt, met dien verstande dat het winst- of verliesaandeel waarop de commanditaire vennoot recht heeft en/of, indien overeengekomen, dient bij te dragen nooit meer zal bedragen dan C 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor elk jaar dat de vennootschap voortduurt.2. Gedurende het bestaan van de vennootschap hebben de vennoten over de door haar verschuldigde vennootschapsbelasting kan de gevolmachtigd directeur ten laste van de agio besluiten tot een dividend uitkering.”

13. De accounts bij de verschillende payment providers waarvan de diensten werden afgenomen en de facturen ter zake stonden op naam van CV 1, CV 2 of CV 3. De facturen ter zake van andere kosten in verband met de activiteiten stonden op naam van “ [bedrijf 1] ”, CV 1, CV 2, CV 3, of eiser.

Aangifte en boekenonderzoek

14. Eiser heeft over de jaren 2010 tot en met 2013 geen omzetbelasting op aangifte voldaan.

15. Verweerder heeft een boekenonderzoek uitgevoerd naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften ib/pvv in de jaren 2010 tot en met 2014 van eiser. Het rapport van dit onderzoek met datum 12 november 2015 behoort tot de gedingstukken (het rapport). De in dit rapport genoemde resultaten zijn berekend aan de hand van de ontvangsten op en uitgaven van de bankrekening van eiser.

16. Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd. Daarbij is het standpunt ingenomen dat de vergoedingen die zijn ontvangen in verband met de activiteiten betrekking hebben op prestaties verricht door eiser en niet door de cv’s.

17. Naar aanleiding van de door eiser in bezwaar ingebrachte stukken zijn de naheffingsaanslagen over de jaren 2011 en 2012 verminderd.

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt de volgende feiten toe.

2.3.

In het faillisementsverslag van [bedrijf 3] CV (DES, in de uitspraak van de rechtbank aangeduide als CV 3) is onder ‘7.1 Boekhoudplicht’ onder meer het volgende opgenomen:

“De curator heeft de nader ingediende stukken opnieuw bestudeerd. De bestuurder van gefailleerde heeft met nadruk verklaard dat de door hem aangeleverde cijfers louter betrekking hebben op DES CV; de cijfers op de exceloverzichten zijn afkomstig van ING Bank, Sisow en Mijnwinkel.nl. Een eerder bezwaar tegen eerder geproduceerde boekhouding was, dat niet een duidelijk onderscheid gemaakt was in de vermogenspositie van de diverse door de bestuurder van gefailleerde bestuurde entiteiten. Dit bezwaar is aan de hand van de thans geproduceerde stukken in die zin weggenomen, dat thans wel een duidelijk aan de gefailleerde vennootschap toerekenbaar en identificeerbaar vermogensoverzicht is geproduceerd.”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is de juistheid en de hoogte van de naheffingsaanslagen in geschil.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing