Gerechtshof Amsterdam, 23-05-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1429, 20/00721
Gerechtshof Amsterdam, 23-05-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1429, 20/00721
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 mei 2023
- Datum publicatie
- 12 juli 2023
- Zaaknummer
- 20/00721
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag OB. Het Hof acht met de rechtbank aannemelijk dat X nooit de intentie heeft gehad om samen te werken (met een commandiet) in de vorm van een cv.
Uitspraak
kenmerk 20/00721
23 mei 2023
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] ., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 26 oktober 2020 in de zaak met kenmerk HAA 19/2083 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 9.502, en daarbij € 1.518 rente in rekening gebracht.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft als volgt op het beroep beslist (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 689 en bepaalt dat de rentebeschikking overeenkomstig wordt verminderd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit; en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden.”
Belanghebbende heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Daarna zijn de volgende stukken ingediend:
- -
-
een aanvulling van de gronden van het hoger beroep van belanghebbende, en
- -
-
een verweerschrift van de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2023. Het onderzoek in deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaken met kenmerken 21/00712 tot en met 21/00714 en 21/00715 tot en met 21/00720. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.
“1. [Y] dreef in de periode [datum] 2006 tot en met [datum] 2010 een eenmanszaak. Volgens informatie van de Kamer van Koophandel is de eenmanszaak op [datum] 2010 omgezet in een commanditaire vennootschap (cv) genaamd [bedrijf 1] C.V. De naam is op [datum] 2010 gewijzigd in [bedrijf 2] C.V. Ook is op die datum bij de Kamer van Koophandel eiseres ingeschreven, toen nog onder de naam [bedrijf 1] C.V. Op [datum] 2011 is de naam van eiseres gewijzigd in de huidige naam.
2. Eiseres heeft in 2010 aangifte omzetbelasting gedaan. Per saldo heeft eiseres over het jaar 2010 € 689 aan omzetbelasting terugontvangen van verweerder.
3. Tussen verweerder enerzijds en onder meer eiseres en [Y] anderzijds is een geschil ontstaan over de fiscale gevolgen van de door [Y] al dan niet via de cv’s ontplooide activiteiten. Deze bestaan uit het in- en verkopen van tickets via internet voor concerten, (sport)evenementen en theater. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat [Y] belastingplichtig is ter zake van de activiteiten en heeft daarom aan hem over de jaren 2010 tot en met 2012 naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Deze naheffingsaanslagen zijn in geschil in de beroepsprocedures met zaaknummers HAA 18/602, HAA 18/603 en HAA 18/604. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres ter behoud van rechten de in geschil zijnde naheffingsaanslag opgelegd.
4. De aan eiseres opgelegde aanslag heeft betrekking op de over 2010 verschuldigde omzetbelasting ter zake van de activiteiten. Verweerder heeft dit bedrag berekend op € 9.503. De aan [Y] opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over 2010 dient, zo heeft verweerder in de beroepsprocedure die betrekking heeft op die naheffingsaanslag, te worden verminderd tot dat bedrag.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en, zo ja, naar het juiste bedrag is opgelegd.