Gerechtshof Amsterdam, 20-06-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1504, 21/01851
Gerechtshof Amsterdam, 20-06-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1504, 21/01851
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 juni 2023
- Datum publicatie
- 12 juli 2023
- Zaaknummer
- 21/01851
- Relevante informatie
- Art. 9 Wet OB 1968, Tabel I post b.14 Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
Is het verlenen van toegang tot een fotofestival belast naar het verlaagde omzetbelastingtarief als zijnde (primair) het verlenen van toegang tot openbare musea en verzamelingen dan wel (subsidiair) tot een primair en permanent voor dagrecreatie ingerichte voorziening?
Uitspraak
kenmerk 21/01851
20 juni 2023
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. in liquidatie, gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: drs. [A] )
tegen de uitspraak van 12 november 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/5336 van de rechtbank Noord-Holland (de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 gehandhaafd. Hetzelfde geldt voor de daarbij opgelegde verzuimboete en in rekening gebrachte belastingrente.
Op het daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het beroep gericht is tegen de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente;
- verklaart het beroep gegrond voor zover het beroep is gericht tegen de boetebeschikking;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover die betrekking heeft op de boetebeschikking en handhaaft deze voor het overige;
- vermindert de boete tot € 3.694;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar als hiervoor genoemd;
- veroordeelt [de inspecteur] tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan [belanghebbende] tot een bedrag van € 2.000;
- veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 2.026;
- draagt [de inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 354 aan [belanghebbende] te vergoeden.”
Na het instellen van hoger beroep door belanghebbende, hebben partijen de volgende stukken ingediend:
- -
-
een aanvulling van de gronden van het hoger beroep door belanghebbende;
- -
-
een verweerschrift door de inspecteur, en
- -
-
een nader stuk door belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het Hof gaat uit van de volgende, in hoofdzaak reeds door de rechtbank vastgestelde, feiten en omstandigheden.
Belanghebbende heeft in de jaren 2012 tot en met 2019 jaarlijks de ‘ [fotofestival] ’ (het fotofestival) georganiseerd. Het statutaire doel van belanghebbende is:
“Het organiseren en uitvoeren van projecten in relatie tot hedendaagse kunst en het organiseren van beurzen en evenementen met betrekking tot hedendaagse kunst, een en ander in de ruimste zin, zomede het deelnemen in, het op andere wijze een belang nemen in, het voeren van beheer over andere ondernemingen, van welk aard ook, voorts het financieren van derden, het op enigerlei wijze stellen van zekerheid of het zich verbinden voor verplichtingen van derden en ten slotte al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.”
Voor het fotofestival heeft belanghebbende telkens, voor elk jaar, een thema vastgesteld. Binnen dit thema zijn galeries, agentschappen en fotografen uitgenodigd een voorstel in te dienen voor te tonen werk. De ingediende voorstellen zijn ter beoordeling voorgelegd aan een ‘advisory committee’, bestaande uit onafhankelijke specialisten uit de wetenschaps- en kunstwereld. Indien een voorstel paste binnen het vastgestelde thema en werd goedgekeurd, was de galerie, het agentschap en/of de kunstenaar vrij het werk op het fotofestival te tonen. Elk jaar is ander en tevens nieuw gecreëerd werk tentoongesteld.
De centrale locatie van het fotofestival is in alle jaren het terrein van de voormalige [locatie] in [Z] geweest. Daarnaast zijn werken getoond op andere locaties in [Z] , waaronder het [museum 1] , het [museum 2] , het [museum 3] en het [museum 4] .
De duur van de fotofestivals was vier dagen, van donderdag tot en met zondag. Daarbij was de donderdag voorbehouden aan verzamelaars, handelaren en bekende kopers van fotografiekunst. Zij kregen gratis toegang om het aanbod te bewonderen en eventueel te kopen. Voor de vrijdag, zaterdag en zondag heeft belanghebbende toegangskaarten verkocht aan het bredere publiek. Een toegangsticket gaf toegang tot de exposities en bijeenkomsten op het terrein van de voormalige [locatie] en toegang tot of korting op de reguliere toegangsprijs voor de andere locaties. Deze ‘normale’ bezoekers konden zich ook inschrijven om bepaalde werken te kopen.
Tijdens het fotofestival organiseerde belanghebbende diverse activiteiten op de centrale locatie. In door belanghebbende overgelegde programmafolders van het fotofestival uit de jaren 2018 en 2019 wordt onderscheid gemaakt tussen de categorieën ‘fair’, ‘exhibitions’, ‘living room’, ‘book market’ en ‘on-site projects’, en in 2019 ook nog ‘co-op’. Onder meer zijn lezingen, workshops, discussies en muziekvoorstellingen georganiseerd. In algemene zin wordt het fotofestival in de programmafolder uit 2019 “an event that lies between an art fair and a contemporary photography festival” genoemd.
De naheffingsaanslag en boetebeschikking zijn vastgesteld na een boekenonderzoek dat de inspecteur bij belanghebbende heeft uitgevoerd.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is slechts nog in geschil of het verlenen van toegang tot het fotofestival is belast naar het verlaagde omzetbelastingtarief als zijnde (primair) het verlenen van toegang tot openbare musea en verzamelingen dan wel (subsidiair) tot een primair en permanent voor dagrecreatie ingerichte voorziening, al dan niet op grond van het gelijkheidsbeginsel.