Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1940, 22/02424

Gerechtshof Amsterdam, 01-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1940, 22/02424

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 augustus 2023
Datum publicatie
6 september 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1940
Zaaknummer
22/02424
Relevante informatie
Art. 8.11 Wet IB 2001, Art. 8.1 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

IB. Berekening van de aanslag en de hoogte van de verleende arbeidskorting.

Uitspraak

kenmerk 22/02424

1 augustus 2023

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 28 september 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/3378 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.384 en met inachtneming van een bedrag aan arbeidskorting van € 132 (hierna: de aanslag). Bij afzonderlijke beschikking is belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 november 2022 en aangevuld bij brief van 27 januari 2023, ontvangen op 20 februari 2023. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft onder het kopje ‘overwegingen’ de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’).

Feiten

1. Eiser genoot in 2018 van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (ZW-uitkering) ten bedrage € 1.559 en loon uit vroegere dienstbetrekking (WGA-uitkering) ten bedrage van € 33.568.

2. De eigen woning heeft een WOZ-waarde van € 266.000 op 1 januari 2017. Het eigenwoningforfait bedraagt € 1.862.

3. Volgens de aan verweerder gerenseigneerde gegevens en het door eiser overgelegde overzicht van Florus bedraagt de op de hypotheekschuld in 2018 verschuldigde rente in totaal € 7.605.”

3 Geschil in hoger beroep

In geschil is de berekening van de aanslag en de hoogte van de verleende arbeidskorting.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing