Gerechtshof Amsterdam, 01-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1995, 22/02264
Gerechtshof Amsterdam, 01-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1995, 22/02264
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 1 augustus 2023
- Datum publicatie
- 27 september 2023
- Zaaknummer
- 22/02264
- Relevante informatie
- Art. 67a AWR, Art. 7:15 Awb
Inhoudsindicatie
Verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte en proceskostenvergoeding.
Uitspraak
kenmerk 22/02264
1 augustus 2023
uitspraak van de dertiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: J.A. Klaver)
tegen de uitspraak van 29 juli 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/4946 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) van €12.954, en daarbij bij beschikking aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd van € 369.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2021 zijn de aanslag en de boetebeschikking gehandhaafd. Bij beschikking van 21 januari 2022 heeft verweerder het biww waarnaar de aanslag is berekend nader vastgesteld op € 10.393.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 29 juli 2022 heeft de rechtbank als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- handhaaft de aanslag, zoals die luidt na de verminderingsbeschikking van 21 januari
2022;
- handhaaft de boetebeschikking
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan eiseres te vergoeden.”
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Per brief van 28 februari 2018 is eiseres uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2017. Per brief van 12 juni 2018 is eiseres daaraan herinnerd en per brief van 13 juli 2018 daartoe aangemaand. Laatstgenoemde brief bevatte onder meer de waarschuwing dat als de aangifte niet uiterlijk op 27 juli 2018 zou zijn ingediend eiseres een boete kon krijgen van minimaal € 369 en maximaal € 5.278.
2. Voor het jaar 2017 heeft eiseres een papieren aangifte ingediend die in kopie tot de gedingstukken behoort. Deze papieren aangifte is 20 juli 2018 vermeld als datum van ondertekening. Eiseres heeft een biww aangegeven van € 10.393 en daarbij € 2.561 specifieke zorgkosten in aftrek gebracht. Naar aanleiding van de aangifte is aan eiseres per brief van 21 september 2018 meegedeeld dat aan haar geen voorlopige aanslag werd opgelegd.
3. Per brief van 29 januari 2019 heeft verweerder eiseres vragen gesteld over de aangifte, met name over de in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten. Eiseres heeft daarop gereageerd per brief van 4 maart 2019 bij verweerder ontvangen op 7 maart 2019, met een specificatie van de in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten.
4. Per brief van 8 april 2020 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat hij voornemens was van de aangifte afte wijken en de specifieke zorgkosten niet in aftrek zou toelaten. Met dagtekening 21 juli 2020 heeft verweerder eiseres de aanslag opgelegd, berekend naar een biww van € 12.954 (€ 10.393 + € 256). Bij de aanslag heeft verweerder eiseres bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 369.
5. Eiseres heeft tegen de aanslag en de boetebeschikking bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is gedagtekend 27 augustus 2020 en is op 31 augustus 2020 bij verweerder ontvangen. Op 16 december 2020 is eiseres door verweerder gehoord. Van het horen is een verslag opgemaakt dat in kopie tot de gedingstukken behoort.
6. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar afgewezen.
7. Eiseres heeft beroep ingesteld. Het beroepschrift is gedagtekend 3 september 2021 en is op 6 september 2021 bij de rechtbank ontvangen. Per brief van 17 november 2021, bij de rechtbank ontvangen op 18 november 2021 heeft eiseres het beroep gemotiveerd. Bij deze brief heeft eiseres een aantal bewijsstukken van de specifieke zorgkosten gevoegd.
8. Naar aanleiding van de brief van eiseres van 17 november 2021 heeft verweerder per brief van 10 januari 2022 eiseres medegedeeld dat hij bereid was aftrek te verlenen voor de uitgaven voor extra kleding en beddengoed. Omdat de correctie op het inkomen daardoor minder werd dan de correctiegrenzen die worden aangehouden bij het binnen de Belastingdienst gevoerde correctiebeleid zou de aanslag worden verminderd tot een [Hof: bedrag], berekend naar het biww volgens de aangifte. Bij beschikking van 21 januari 2022 heeft verweerder het de aanslag verminderd tot een [Hof: bedrag], berekend naar het biww volgens de aangifte, van € 10.393.
9. In de hierboven genoemde brief van 10 januari 2022 deed verweerder eiseres het aanbod tot het toekennen van een proceskostenvergoeding voor het bezwaar en het horen en voor het indienen van het beroepschrift, alsmede tot vergoeding van het griffierecht, een en ander onder de voorwaarde dat eiseres het beroep zou intrekken. Met het daartoe bestemde formulier heeft eiseres de rechtbank laten weten het beroep niet in te trekken omdat verweerder de boetebeschikking niet had vernietigd.”
Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de boete terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd (hoger beroep belanghebbende). Tevens is in geschil of belanghebbende in eerste aanleg recht heeft op een proceskostenvergoeding (incidenteel hoger beroep inspecteur).