Gerechtshof Amsterdam, 22-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2192, 22/00527, 22/00528, 22/00529, 22/00530, 22/00531, 22/00532, 22/00533 en 22/00534
Gerechtshof Amsterdam, 22-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2192, 22/00527, 22/00528, 22/00529, 22/00530, 22/00531, 22/00532, 22/00533 en 22/00534
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2023
- Datum publicatie
- 4 oktober 2023
- Zaaknummer
- 22/00527, 22/00528, 22/00529, 22/00530, 22/00531, 22/00532, 22/00533 en 22/00534
- Relevante informatie
- Art. 6:11 Awb, Art. 27e AWR, Art. 52a AWR, Art. 67d AWR, Art. 67e AWR
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslagen ib/pvv en ZVW; vergrijpboete; redelijke schatting.
Uitspraak
kenmerken 22/00527, 22/00528, 22/00529, 22/00530, 22/00531, 22/00532, 22/00533 en 22/00534
22 augustus 2023
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. L.M. Lalji)
en het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, inspecteur.
tegen de uitspraak van 17 juni 2022 in de zaak met kenmerken HAA 21/50, HAA 21/51, HAA 21/52, HAA 21/53, HAA 21/55 en HAA 21/57 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) met dagtekening 3 maart 2018 opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen van € 32.500, tevens is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 3.338.
Belanghebbende heeft hiertegen een bezwaarschrift met datum 17 april 2018 ingediend.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) met dagtekening 24 februari 2018 opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 32.500.
Belanghebbende heeft hiertegen een bezwaarschrift met datum 17 april 2018 ingediend.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag ib/pvv met dagtekening 22 februari 2018 opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen van € 60.525, tevens is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 9.005.
Belanghebbende heeft hiertegen een bezwaarschrift met datum 17 april 2018 ingediend.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag ZVW met dagtekening 22 februari 2018 opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 51.414, tevens is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 1.164.
Belanghebbende heeft hiertegen een bezwaarschrift met datum 17 april 2018 ingediend.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 een navorderingsaanslag ib/pvv met dagtekening 11 april 2018 opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen van € 51.325, tevens is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 8.584.
Belanghebbende heeft hiertegen een bezwaarschrift met datum 11 juni 2018 ingediend.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 een navorderingsaanslag ZVW met dagtekening 4 april 2018 opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 51.325.
Belanghebbende heeft hiertegen een bezwaarschrift met datum 11 juni 2018 ingediend.
De inspecteur heeft de bezwaren tegen de (navorderings)aanslagen ib/pvv tevens aangemerkt als bezwaren tegen de boetebeschikkingen. Vanwege de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren heeft de inspecteur de bezwaren tevens aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering. De inspecteur heeft in één geschrift uitspraak op bezwaar gedaan (hierna: de uitspraken op bezwaar) en op de verzoeken om ambtshalve vermindering beslist. De inspecteur heeft de bezwaren wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en de verzoeken om ambtshalve vermindering deels toegewezen.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 17 juni 2022 heeft de rechtbank als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- -
-
verklaart de beroepen met nummers HAA 21/51 en HAA 21/53 ongegrond;
- -
-
verklaart de beroepen met nummers HAA 21/50, HAA 21/52, HAA 21/55 en HAA 21/57 gegrond;
- -
-
vernietigt de navorderingsaanslag ib/pvv 2015 en de daarbij opgelegde vergrijpboete;
- -
-
vernietigt de navorderingsaanslag Zvw 2015;
- -
-
vermindert de opgelegde vergrijpboetes voor het jaar 2013 tot € 2.670, en voor het jaar 2014 tot € 2.581.
- -
-
bepaalt dat de rechtsgevolgen van de uitspraken op de verzoeken tot ambtshalve vermindering in de zaken met nummers HAA 21/50 (2013) en HAA 21/52 (2014) overigens in stand blijven;
- -
-
veroordeelt verweerder tot het vergoeden van de immateriële schade van eiseres tot een bedrag van € 2.500;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.368,50, en
- -
-
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 (zaak met nummer HAA 21/50) aan eiseres te vergoeden.”
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De inspecteur heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2023. Op verzoek van belanghebbende heeft het Hof een tolk in de Roemeense taal opgeroepen om aanwezig te zijn bij de zitting. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“Feiten
1. Eiseres drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak, de activiteiten van de onderneming bestaan uit werkzaamheden als sekswerker. Daarnaast heeft eiseres in 2013 en 2014 gewerkt voor [bedrijf 1] als zelfstandige zonder personeel.
2. Verweerder heeft met dagtekening 23 december 2015 ambtshalve een aanslag ib/pvv 2013 opgelegd en daarbij het arbeidsinkomen vastgesteld op € 14.500. Tevens is een verzuimboete van € 226 opgelegd. Eiseres heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt door een aangiftebiljet in te zenden waarop een verzamelinkomen van € 12.470 is aangegeven. Verweerder heeft met dagtekening 11 maart 2016 de aanslag ib/pvv 2013 overeenkomstig de ingediende aangifte verminderd.
3. Eiseres heeft op 1 juni 2016 een aangifte ib/pvv 2014 ingediend naar een verzamelinkomen van € 8.293
4. Eiseres heeft op 2 juni 2016 een aangifte ib/pvv 2015 ingediend naar een verzamelinkomen van € 3.894.
5. Verweerder heeft in 2017 een boekenonderzoek uitgevoerd ter controle van de aangiften ib/pvv en omzetbelasting van eiseres over de jaren 2013 tot en met 2016. Op 3 mei 2017 heeft een inleidend gesprek plaatsgevonden
6. Eiseres heeft bij brief met dagtekening 29 mei 2017 aanvullende informatie verschaft betreffende, onder andere, de contante stortingen. Zij stelt daarin dat de bedragen afkomstig zijn van twee vrienden, de heren [A] en [B] . Bij de brief zijn kopieën van het primaire kasboek gevoegd, alsook een verklaring van [A] met dagtekening 24 mei 2017 dat hij haar financieel ondersteunt in haar dagelijkse levensonderhoud en in september 2016 een rentevrijelening van € 7.000 heeft verstrekt en afdrukken van een Whatsapp-gesprek met [B] .
7. Gedurende het boekenonderzoek heeft verweerder met dagtekening 6 september 2017 een informatiebeschikking genomen (hierna: de informatiebeschikking). In de informatiebeschikking is het volgende opgenomen:
“Middels deze informatiebeschikking stellen wij u nog één maal in de gelegenheid om de gevraagde informatie (herkomst constante stortingen) onderbouwd met stukken en bescheiden aan te leveren. Het betreffen onderstaande constante stortingen op bovenstaande bankrekeningen die niet als omzet zijn geboekt in het kasboek.
2013: € 13.185
2014: € 17.825
2015: € 41.480
2016: € 36.555 + €9.900 (Audi) € 46.455
Totaal € 118.945
U dient de gevraagde informatie aan te leveren vóór 30-09-2017.”
8. Eiseres heeft in reactie op de informatiebeschikking een brief met dagtekening 12 oktober 2017 verzonden waarin zij opnieuw stelt dat de contante bedragen afkomstig zijn van [A] en [B] en waarbij de eerder verstuurde brief met dagtekening 29 mei 2017 is gevoegd.
9. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 30 oktober 2017 medegedeeld dat de informatiebeschikking op 18 oktober 2017 onherroepelijk is geworden en in dezelfde brief aangekondigd vergrijpboetes op te leggen.
10. Verweerder heeft op 3 november 2017 een concept-controlerapport verstuurd aan eiseres. Het conceptrapport is op 20 december 2017 besproken met de voormalige adviseur van eiseres. Het boekenonderzoek is afgerond met een definitief controlerapport met dagtekening 8 januari 2018. In het controlerapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“5.1.3. Contante stortingen
(…)
Met betrekking tot dit boekenonderzoek heeft mevrouw [X] de herkomst van de betreffende stortingen niet kunnen verklaren. De onverklaarbare stortingen in de jaren 2013 t/m 2016 van in totaal respectievelijk € 13.185, € 31.095, € 48.585 en € 52.580 zullen daarom als omzet worden aangemerkt en dus gecorrigeerd.
- correctie IB 2013 meer winst (13.185 x 100/121) € 10.896
- correctie OB 2013 (13.185 x 21/121) € 2.289
- correctie IB 2014 meer winst (31.095 x 100/121) € 25.698
- correctie OB 2014 (31.095 x 21/121) € 5.396
- correctie IB 2015 meer winst (48.585 x 100/121) € 40.152
- correctie OB 2015 (48.585 x 21/121) € 8.432
- correctie OB 2016 meer winst (52.580 x 21/121) € 9.125
- waardeafspraak in de nog op te stellen aangifte inkomstenbelasting 2016 moet rekening gehouden worden met een hogere omzet dan in het kasboek is aangegeven.
Het gaat om een bedrag van € 43.454 (52.580 x 100/121).
(…)
Conclusie opbrengstverantwoording
De hoogte van de bij punt 5.1 genoemde bedragen die mevrouw [X] per dag overhield aan haar prostitutie-activiteiten en waarvan dus ook de kosten nog betaald moesten worden geven een beeld van de omzetverantwoording die niet aannemelijk en ongeloofwaardig is. Het beeld wordt bevestigd middels de wijze van het berekenen van de dagomzet (punt 5.1.2.) en de onverklaarbare stortingen (5.1.3).
Gelet op de hoogte van de huurkosten van de woning (€ 759 exclusief nutsvoorzieningen per maand), de verklaring van mevrouw [X] dat ze elke maand gemiddeld ongeveer € 500 per maand aan haar kind overmaakt die in Roemenië bij oma verblijft en haar regelmatige casinobezoek, lijken de verantwoorde inkomsten verhoogd met de correcties genoemd bij de punten 5.12 en 5.1.3 zelfs nog niet genoeg voor haar om van te kunnen leven.
(…)
Boete inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
(…) De grondslag van de boete is het bedrag van de (navorderings)aanslag, een en ander voor zover dat bedrag als gevolg van de opzet of de grove schuld niet zou zijn geheven.
(…)
De vergrijpboete wordt met betrekking tot de navorderingsaanslag 2013 opgelegd ingevolge artikel 67e, lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25, lid 3 en 27 Besluit Bestuurlijke boeten Belastingdienst 1998. De vergrijpboete bedraagt 50%, omdat er sprake is van opzettelijk verzwijgen van omzet.
De vergrijpboete wordt met betrekking tot de nog op te leggen aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2014 en 2015 opgelegd ingevolge artikel 67d, lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en 26 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998. De vergrijpboete bedraagt 50%, omdat er sprake is van opzettelijk verzwijgen van omzet.”
Verweerder heeft naar aanleiding van het boekenonderzoek de (navorderings)aanslagen en boetes opgelegd.
11. Verweerder heeft op 19 april 2018 een bezwaarschrift van eiseres ontvangen tegen de navorderingsaanslagen ib/pvv en ZVW 2013 en de aanslagen ib/pvv en ZVW 2014 en op 13 juni 2018 een bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslagen ib/pvv en ZVW 2015.
12. Op 14 oktober 2019 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Eiseres was hierbij aanwezig maar haar voormalig adviseur niet.
13. Verweerder heeft met dagtekening 24 november 2020 uitspraak op de bezwaren gedaan en daarbij deze bezwaren in één geschrift niet-ontvankelijk verklaard en tevens behandeld als verzoeken om ambtshalve vermindering. […]”
Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten.
Ter zitting bij het Hof is vast komen te staan dat de (navorderings)aanslagen en boetes na de uitspraak op bezwaar (en de verzoeken tot ambtshalve vermindering) als volgt zijn komen te luiden:
verzamelinkomen/bijdrage-inkomen |
Boete |
|
Navorderingsaanslag ib/pvv 2013 |
€ 32.500 |
€ 3.338 |
Navorderingsaanslag ZVW 2013 |
€ 32.500 |
/ |
Aanslag ib/pvv 2014 |
€ 37.624 |
€ 9.005 |
Aanslag ZVW 2014 |
€ 38.956 |
€ 1.164 |
Navorderingsaanslag ib/pvv 2015 |
€ 38.423 |
€ 8.584 |
Navorderingsaanslag ZVW 2015 |
€ 38.423 |
/ |
De brief van 12 oktober 2017 van de adviseur van belanghebbende aan de inspecteur (zie punt 8 van de uitspraak van de rechtbank) luidt als volgt:
“Betreft: Aanlevering informatie t.n.v. [belanghebbende]
Geachte [inspecteur]
Allereerst mijn excuses voor de verlate reactie. Door vakantie van mijzelf en cliënte was het niet mogelijk om de gevraagde informatie tijdig aan te leveren. Hierbij sturen wij u alsnog de gevraagde informatieDe kasstortingen over de door u benoemde periode waren door de heer [A] deels voldaan van de inkomsten welke hij genoot vanuit zijn eigen bedrijf, [bedrijf 2] . (Kvk nummer […]) (zie bijlagen 1 t/m 3) en deels vanuit zijn (contant) spaargeld. Dit spaargeld werd contant gehouden omdat tot zeer kort het bedrijf enkel contanten betalingen accepteerden.
Een groot deel van deze kasstortingen was ook nog verricht door de heer [B] . Tot op heden is hij echter nog niet naar Nederland gekomen, en als [belanghebbende] hem vraagt wanneer hij komt, wordt de vraag of vaag beantwoord of geheel ontweken. (zie bijlagen 4 & 5)
Het feit blijft echter wel dat de betalingen absoluut zijn gedaan door de heer [B] . Zoals ook evident blijkt op de bankafschriften van [belanghebbende] zelf, en uit de Whatsapp conversatie waarin niet wordt ontkent dat dit geld aan haar is overgemaakt.
Ik hoop u hierbij voldoende te hebben geïnformeerd.”
Op de zitting bij het Hof heeft belanghebbende verklaard dat zij in de onderhavige jaren uitsluitend contant werd betaald voor haar werkzaamheden als sekswerker.
3 Geschil in hoger beroep
Het hoger beroep van de inspecteur ziet op het oordeel van de rechtbank inzake de navorderingsaanslagen ib/pvv en ZVW en de boete over het jaar 2015.
Het hoger beroep van belanghebbende ziet op de vraag of de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard zijn, en zo ja, of de verzoeken om ambtshalve vermindering van de (navorderings)aanslagen ib/pvv en ZVW terecht deels zijn afgewezen. Verder is in geschil of de boetes terecht en naar het juiste bedrag zijn opgelegd. Ten slotte is de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade en de (proces-)kostenvergoeding in geschil.
Tussen in partijen is niet meer in geschil dat de boete van € 1.164 die is opgelegd bij navorderingsaanslag ZVW 2014 ten onrechte niet is vernietigd en dit dus alsnog moet geschieden.