Gerechtshof Amsterdam, 20-04-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2359, 22/00172
Gerechtshof Amsterdam, 20-04-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2359, 22/00172
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 april 2023
- Datum publicatie
- 8 november 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2022:721, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/00172
- Relevante informatie
- Art. 22 WOZ, Art. 17 WOZ
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Hoger beroep heffingsambtenaar ongegrond. Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar onvoldoende rekening gehouden met het verschil in ligging tussen de woning en één van de vergelijkingsobjecten. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank waarin de WOZ waarde is verminderd.
Uitspraak
kenmerk 22/00172
20 april 2023
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats], de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van 26 januari 2022 in de zaak met kenmerk HAA 20/6116 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: J.H. Maas)
en
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning) op de waardepeildatum 1 januari 2019 voor het jaar 2020 (hierna ook: de WOZ-waarde) vastgesteld op € 222.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 (hierna: de aanslag) aan belanghebbende bekendgemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
De rechtbank heeft als volgt beslist op het door belanghebbende ingestelde beroep (waarbij belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
wijzigt de beschikking aldus dat de voor de woning vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 215.000;
- -
-
vermindert de aanslag OZB tot een bedrag berekend naar een waarde van € 215.000;
- -
-
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.620 en
- -
-
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiser te vergoeden.”
De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een hoekwoning met een berging, een dakkapel, een overkapping/luifel en een tuinhuis/blokhut. De inhoud van de woning is ongeveer 330 m³ en de oppervlakte van het perceel is 305 m².”
Het Hof gaat uit van dezelfde feiten en voegt hier het volgende aan toe.
In hoger beroep heeft de heffingsambtenaar een waardematrix ingebracht. Hierin leidt hij de waarde van de woning af aan de hand van een vergelijking met objecten gelegen aan de [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] en [adres 5] , alle te [plaats] (hierna: de vergelijkingsobjecten).
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZwaarde van € 222.000 niet te hoog is vastgesteld en, zo ja, of de waarde van € 215.000 die de rechtbank in goede justitie heeft vastgesteld, niet te laag is.