Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2406, 22/02288

Gerechtshof Amsterdam, 29-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2406, 22/02288

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 augustus 2023
Datum publicatie
18 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:2406
Zaaknummer
22/02288
Relevante informatie
Art. 3.4 Wet IB 2001, Art. 3.8 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Bron van inkomen?

Uitspraak

kenmerk 22/02288

29 augustus 2023

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 10 augustus 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/2581 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.175. Bij gelijktijdig genomen beschikking is € 308 aan belastingrente vastgesteld.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep in haar uitspraak ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):

“1. Eiser heeft een geluidsstudio waarmee hij onder de naam [naam] naar buiten treedt. Eiser houdt zich bezig met muziekeducatie, geluidsopnamen, muziekproducties en het verzorgen van licht en geluid op locatie, in kleinere theaters en op podia ten behoeve van gezelschappen, artiesten, musicalverenigingen, scholen, uitvaarten en stichtingen met een sociaal-maatschappelijk doel.

2. Eiser heeft met de geluidsstudio in de jaren 2006 tot en met 2019 de volgende resultaten behaald (bedragen in €):

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Opbrengsten

19.142

21.810

23.346

19.452

23.552

15.555

12.293

Kosten

24.747

23.797

26.473

27.572

19.762

20.999

15.549

Resultaat

-/- 5.605

-/- 1.987

-/- 3.127

-/- 8.120

3.790

-/- 5.444

-/- 3.256

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Opbrengsten

13.920

10.964

16.614

26.381

26.826

21.986

23.097

Kosten

24.671

21.202

22.510

28.018

31.328

34.793

36.651

Resultaat

-/- 10.751

-/- 10.238

-/- 5.896

-/- 1.637

-/- 4.502

-/- 12.807

-/- 13.554

3. Tot en met het jaar 2016 heeft verweerder de geluidsstudio als bron van inkomen geaccepteerd.

4. De aangifte IB/PVV 2018 is door verweerder op 27 juli 2020 ontvangen. De aangifte is namens eiser verzorgd door [A] van [bedrijf] te [plaats] , die sinds 1988 de administratie van eiser verzorgt. Het aangegeven verzamelinkomen in 2018 bedraagt € 32.050 en bestaat uit inkomen uit werk en woning. Aan resultaat behaald met de geluidsstudio is (na toepassing van de mkb-winstvrijstelling) -/- € 11.015 aangegeven.

5. [A] heeft tevens de aangifte IB/PVV 2017 verzorgd. Bij brief van 12 november 2020 heeft verweerder [A] bericht voornemens te zijn af te wijken van deze aangifte en onder meer -/- € 6.538 aan resultaat (na toepassing van de mkb-winstvrijstelling) buiten de heffing te laten omdat verweerder - kort gezegd - het standpunt inneemt dat de geluidsstudio voor eiser geen bron van inkomen vormt. Bij brief van 9 december 2020 heeft verweerder het volgende compromis voorgesteld:

“- In de aangifte 2017 wordt de bron niet geschrapt;

- In de aangiftes 2018 en 2019 wordt de bron geschrapt;

- Voor de inkomstenbelasting wordt gestaakt per 31 december 2017;

- Inzake de overeengekomen onderwerpen wordt niet op het verleden teruggekomen en wordt afgezien van bezwaar en/of beroep bij de rechter.

Indien bovenstaande afspraak wordt gemaakt dat er vanaf 31 december 2017 fiscaal gestaakt gaat worden, zal ik de aangifte 2017 op dit punt volgen (…) en zal ik de aangiftes 2018 en 2019 t.z.t. op dit punt corrigeren. Als geen afspraak kan worden gemaakt blijf ik bij mijn voorgenomen correctie van de bron met ingang van 2017.

Hierbij verzoek ik u om voor 23 december 2020 middels beantwoording per mail u akkoord te verklaren met bovenstaand compromisvoorstel. Indien u niet op mijn voorstel ingaat, zal ik van de aangifte 2017 afwijken.”

6. Bij e-mailbericht van 10 december 2020 heeft [A] namens eiser bericht volledig akkoord te gaan met het voorgestelde compromis.

7. Bij brief van 13 januari 2021 heeft verweerder [A] onder verwijzing naar de behandeling van de aangifte IB/PVV 2017 bericht dat afgesproken is dat er met ingang van het jaar 2018 geen bron van inkomen meer is, en dat het berekende resultaat over 2018 buiten de heffing zal blijven. De aanslag IB/PVV 2018 is met dagtekening 25 februari 2021 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.175. Met dezelfde dagtekening is een beschikking belastingrente vastgesteld tot een bedrag van € 308.”

2.2.

Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten.

2.3.

De verlies- en winstrekeningen in de aangiften van belanghebbende vermelden de volgende cijfers voor 2020 en 2021 (bedragen in €):

2020

2021

Opbrengsten

11.798

7.007

Kosten

21.734

14.867

Resultaat

-/- 9.936

-/- 7.860

2.4.

Ter zitting bij het Hof is vast komen te staan dat belanghebbende met de geluidsstudio in het jaar 2022 een positief resultaat heeft behaald van ongeveer € 5.500. Per mei 2023 heeft belanghebbende de geluidsstudio uitgeschreven bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

3 Geschil in hoger beroep

Ook in hoger beroep is in geschil of bij het bepalen van het belastbaar inkomen uit werk en woning het negatieve resultaat dat in 2018 met de geluidsstudio is behaald in mindering mag worden gebracht.

Daarbij dient te worden beoordeeld of belanghebbende gebonden is aan de vaststellingsovereenkomst en, zo dit niet het geval is, of de geluidsstudio voor belanghebbende in het jaar 2018 als bron van inkomen kan worden aangemerkt.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing