Gerechtshof Amsterdam, 03-10-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2447, 22/146 en 22/147
Gerechtshof Amsterdam, 03-10-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2447, 22/146 en 22/147
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 3 oktober 2023
- Datum publicatie
- 25 oktober 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2022:1300, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/146 en 22/147
- Relevante informatie
- Art. 3.2 Wet IB 2001, Art. 67e AWR
Inhoudsindicatie
NA's IB/PVV en Zvw 2014 en vergrijpboete niet verder verminderd. De inspecteur heeft geen incidenteel hoger beroep ingesteld, dus door rechtbank toegestane aftrekbare kosten staan vast. Belanghebbende slaagt er niet in een hogere aftrek aannemelijk te maken. Hij kan evenmin vertrouwen ontlenen aan de DA's 2015 en 2016, waarin is uitgegaan van een lagere winstmarge. De inspecteur toont, ook met inachtneming van de bewijsmaatstaf in HR 8 april 2022, overtuigend de feiten en omstandigheden voor (voorwaardelijk) opzet aan.
Uitspraak
kenmerken 22/00146 en 22/00147
3 oktober 2023
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 18 januari 2022 in de zaken met kenmerken HAA 20/4847 en
HAA 20/4848 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 237.487. Daarbij is bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete van € 57.487 opgelegd en € 21.078 aan belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 51.414. Daarbij is bij afzonderlijke beschikking € 508 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 22 juli 2020 heeft de inspecteur de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende beroepen ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 18 januari 2022, door de rechtbank verzonden op 24 januari 2022, heeft de rechtbank als volgt op de beroepen beslist (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep in de zaak met nummer HAA 20/4848 ongegrond;
- -
-
verklaart het beroep in de zaak met nummer HAA 20/4847 gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
vermindert de navorderingsaanslag ib/pvv tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 143.432;
- -
-
bepaalt dat de belastingrente dienovereenkomstig verminderd wordt;
- -
-
vermindert de boete tot een bedrag van € 26.918;
- -
-
en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde delen van de uitspraak op bezwaar;
- -
-
veroordeelt verweerder tot het betalen van € 500 schadevergoeding aan eiser voor de overschrijding van de redelijke termijn;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 14,84, en
- -
-
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 3 maart 2022 en gemotiveerd op 3 november 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Met dagtekening 4 mei 2023 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend. De inspecteur heeft op 16 mei 2023 zijn pleitnota toegestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 2. Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. In 2014 handelde eiser via internet in elektronische apparatuur. Eiser is niet door de Belastingdienst uitgenodigd om aangifte over het jaar 2014 te doen. Eiser heeft niet verzocht om een uitnodiging en heeft geen aangifte over 2014 ingediend.
2. Op 12 januari 2016 is in het kader van een rechtshulpverzoek de woning van eiser doorzocht. In de woning is een grote hoeveelheid laptops, fotocamera’s, hartslagmeters en dergelijke aangetroffen. Hiervan is een proces-verbaal van relaas voorgeleiding opgemaakt op 15 januari 2016.
3. Na de opheffing van de voorlopige hechtenis heeft eiser tegoeden overgeboekt naar een Amerikaanse bankrekening, heeft eiser zijn gebruikersnaam op Ebay gewijzigd en is hij op 16 februari 2016 naar [land] afgereisd en op 4 maart 2016 daarvandaan teruggekomen. Bij de terugreis is de bagage van eiser doorzocht en zijn daarin betaalpassen, een creditcard, een bekeuring van 19 februari 2016 in [plaats] (USA) en een op 5 januari 2016 afgegeven bon van 8.500 USD van de Amerikaanse munt (Treasury) aangetroffen. Dit heeft geleid tot een onderzoek naar de [bank 1] van eiser en het daaraan gekoppelde PayPal account […] @hotmail.com. Van dat account zijn bedragen overgemaakt naar een andere
[bank 1] en een rekening van [bank 2] , een bank in de Verenigde Staten. Op
4 april 2016 is de woning van eiser wederom doorzocht en zijn daarbij geld en goederen in beslag genomen. Dit onderzoek is vastgelegd in een proces-verbaal van relaas onderzoek van 6 april 2016.
4. De mobiele telefoon van eiser is in beslag genomen en zijn sms- en whatsapp-berichten over waardepapieren, betalingen en het verzenden van pakketten zijn gelezen. Uit bij
[bank 1] opgevraagde gegevens is gebleken dat eiser in de periode tussen 8 april 2013 en
15 december 2015 betalingen van in totaal € 323.445,50 heeft ontvangen van een rekeningnummer ten name van [A] . In het daarop betrekking hebbende proces-verbaal van onderzoek van 12 mei 2016 staat dat eiser hoofdverdachte was van heling en witwassen.
5. In het proces-verbaal bevindingen met betrekking tot witwassen van 1 augustus 2016 staat onder meer dat uit door eiser gehuurde opslagboxen goederen in beslag zijn genomen, dat van eiser sinds 2012 geen inkomensgegevens bij de Belastingdienst bekend zijn, dat van eisers rekening bij [bank 1] in de periode van 1 april 2013 tot en met 25 januari 2016 een bedrag van in totaal € 1.265.304,51 is afgeschreven en dat een bedrag van in totaal 69.402,57 USD is overgeschreven van eisers Paypal-rekening naar de rekening bij de [bank 2] Bank. Er is ook een proces-verbaal bevindingen van 6 februari 2018 dat betrekking heeft op bijschrijvingen vanaf de Paypal-rekening naar eiseres [bank 1] .
6. Door de politie is in een rapport van 27 februari 2018 een berekening gemaakt van wederrechtelijk door eiser verkregen voordeel in de periode van 1 januari 2013 tot
6 april 2016. Het voordeel is becijferd op een bedrag van € 358.889,15.
7. Bij vonnis van Rechtbank Amsterdam van 29 oktober 2019 is eiser schuldig bevonden aan opzetheling. Van witwassen is eiser vrijgesproken, omdat niet kon worden vastgesteld dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig waren. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep aangetekend zodat deze onherroepelijk is.
8. Met dagtekening 29 november 2019 stuurt verweerder een kennisgeving van het opleggen van navorderingsaanslagen ib/pvv 2014 en ZVW 2014 voor een belastbare winst uit onderneming van € 237.487 en een vergrijpboete wegens opzet van 50% van het belastingbedrag. De belastbare winst is als volgt gespecificeerd:
Inkomsten op [bank 1] van directe verkopen € 152.810
Bijschrijvingen van Paypal-account € 84.342
Overboeking naar bankrekening [bank 2] € 44.000 +
Bruto opbrengsten € 281.252
AF: Kosten ivm verpakken en verzenden etc € 5.000 –
Netto opbrengsten € 276.252
AF: MKB-winstvrijstelling € 38.765 –
Belastbare winst uit onderneming € 237.487
9. Met dagtekening 30 december 2019 zijn de onderhavige navorderingsaanslagen en de boete opgelegd zoals aangekondigd. Eiser heeft op 18 december 2019 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en boete. Eiser heeft hierbij verzocht om te worden gehoord en daaraan voorafgaand om inzage in het dossier.
10. Op 12 mei 2020 en op 4 juni 2020 verzoekt verweerder eiser onder meer om aangifte ib/pvv over het jaar 2014 te doen en om zijn boekhouding. Op 9 juni 2020 stuurt eiser verweerder informatie, onder andere bestaande uit zijn verkoopfacturen, een verlies en winstrekening en een brief waarin staat dat digitaal aangifte 2014 doen via de website van de Belastingdienst dan niet meer mogelijk is. De winst is als volgt gespecificeerd:
Omzet * € 277.118,57
AF: Inkoop € 265.483,86 –
Winst € 11.634,70
* Omzet = (Ebay veilingen + directe verkopen) – (gedeeltelijke terugbetalingen) omzet ex btw
11. Daarna vindt over en weer correspondentie plaats en wordt door eiser verdere informatie verstrekt, onder meer een overzicht van geldopnames, leningen en een gedigitaliseerd overzicht van inkopen.
12. Bij uitspraak op bezwaar zijn de navorderingsaanslagen en de boete gehandhaafd.
13. In beroep heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat na toepassing van de ondernemersfaciliteiten geen (positieve) belastbare winst uit onderneming is behaald. Dit is in het nader stuk als volgt gespecificeerd:
Omzet € 277.118,82
AF: Inkoopwaarde omzet € 231.093,91 –
Verpakkingskosten € 823,53
Verkoopkosten Ebay € 15.346,32
Portokosten € 11.094,03
Opslagkosten € 1.020,00
Opleidingskosten € 1.101,00
Inkoop niet marge € 2.344,33
Inkoop marge € 8.824,95
€ 40.554,16 –
Winst € 5.470,75
14. Wat betreft het horen is er als volgt gecorrespondeerd:
- -
-
In een e-mail van 6 juli 2020 heeft eiser herhaald dat hij inzage in de stukken wil en gehoord wil worden.
- -
-
Op 13 juli 2020 ontvangt de Belastingdienst een ingebrekestelling vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar.
- -
-
Op 13 juli 2020 nodigt de inspecteur eiser uit voor een telefonisch hoorgesprek op 16, 20 of 21 juli 2020.
- -
-
Eiser vraagt op 14 juli 2020 of hij dan ook inzage in het dossier kan krijgen.
- -
-
Op 14 juli 2020 schrijft de inspecteur dat vanwege het Coronavirus pas na 1 september 2020 inzage in het dossier mogelijk is en dat hij daarna gehoord kan worden, maar dat eiser dan wel zijn ingebrekestelling moet intrekken. Telefonisch horen kan wel eerder. Als eiser niet reageert zal de inspecteur binnen twee weken uitspraak op bezwaar doen.
- -
-
De uitspraak op bezwaar is op 22 juli 2020 gedaan.”
Het Hof gaat ook uit van de hiervoor vermelde feiten.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de navorderingsaanslagen, de vergrijpboete en de rentebeschikkingen, zoals deze door de rechtbank zijn verminderd, niet naar te hoge bedragen zijn vastgesteld. Het oordeel van de rechtbank dat tijdens de bezwaarfase het hoorrecht is geschonden, is in hoger beroep niet in geschil.