Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2591, 22/00065

Gerechtshof Amsterdam, 19-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2591, 22/00065

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 september 2023
Datum publicatie
8 november 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:2591
Zaaknummer
22/00065
Relevante informatie
Art. 26 AWR, Art. 24 Iw 1990

Inhoudsindicatie

Tegen verrekeningen door de ontvanger staat geen bezwaar (bij de ontvanger) en beroep (bij de belastingrechter) open. Belanghebbende is er niet bij gebaat wanneer het Hof de ongegrondverklaring van het beroep door de rechtbank zou vernietigen en de rechtbank alsnog onbevoegd zou verklaren.

Uitspraak

kenmerk 22/00065

19 september 2023

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 16 december 2021 in de zaak met kenmerk HAA 21/214 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft een bezwaarschrift met dagtekening 15 november 2019 bij de ontvanger ingediend, waarvan de aanhef luidt:

“Betreft: BEZWAARSCHRIFT inzake ONGEOORLOOFDE verrekening(en) TOESLAGEN + NEGATIEVE Aansl. Inkomstenbel./Premie Volksverz. ten gunste van REEDS verjaarde openstaande Ambtshalve Aanslagen 2001 t/m. 2005. (de Aanslag(en) Inkomstenbel./Premie Volksverz., tijdvak jaar 2010 tot en met 2018 is/zijn bij de Inspecteur der Belastingdienst te AMSTERDAM in behandeling).”

Voorts is in de tekst van het bezwaarschrift onder meer opgenomen:

“Ik verzoek u met spoed: De door u ILLEGAAL ingehouden TERUGGAVEN + RENTE & KOSTEN + het ingestelde BESLAG met onmiddellijke ingang TERUG te draaien.”

1.2.

De ontvanger heeft het bezwaar bij uitspraak van 30 november 2020 niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

De rechtbank heeft het door belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep bij haar uitspraak van 16 december 2021 ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Aan eiser zijn voor de jaren 2001 tot en met 2018 aanslagen en navorderingsaanslagen in de IB/PVV opgelegd en voor het jaar 2001 een naheffingsaanslag omzetbelasting. Het merendeel van deze aanslagen is onbetaald gebleven en verweerder heeft aan eiser toekomende belasting-teruggaven en toeslagen met de openstaande bedragen verrekend. Tot de gedingstukken behoort een schuldenoverzicht waaruit blijkt dat op 30 november 2020 een bedrag aan belastingen openstond van € 245.827 en een bedrag aan vervolgingskosten van € 9.227.

2. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de in 1 bedoelde verrekeningen en de in rekening gebrachte vervolgingskosten en invorderingsrente. Het bezwaar is ingediend op 15 november 2019. Op 24 september 2020 is eiser door verweerder gehoord. Van het horen is een verslag opgemaakt dat in kopie tot de stukken behoort.

3. Bij de bestreden, in één geschrift vervatte, uitspraken op bezwaar heeft verweerder de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. In hoger beroep heeft belanghebbende het geschil beperkt tot de verrekeningen die hebben plaatsgevonden met de aanslagen over de jaren 2001 tot en met 2005.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing