Gerechtshof Amsterdam, 09-11-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2843, 22/2302
Gerechtshof Amsterdam, 09-11-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2843, 22/2302
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 9 november 2023
- Datum publicatie
- 29 november 2023
- Zaaknummer
- 22/2302
- Relevante informatie
- Art. 6.17 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
NA IB/PVV 2012. Ook in hoger beroep geen onderbouwing voor specifieke zorgkosten overgelegd. Terecht geen imsv toegekend door rechtbank. Bijzondere omstandigheid. Geschil over belastingheffing wordt slechts voorgewend. Geen spanning en frustratie.
Uitspraak
kenmerk 22/2302
9 november 2023
uitspraak van de dertiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: J.A. Klaver)
tegen de uitspraak van 9 augustus 2022 in de zaak met kenmerk HAA 20/940 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.130. Daarnaast is bij afzonderlijke beschikking € 152 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 december 2019 heeft de inspecteur het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 9 augustus 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 september 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2023. Tijdens deze zitting is ook het hoger beroep van belanghebbende met het nummer 21/347 behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):
“1. Eiser is geboren [in] 1965. Met zijn echtgenote en vier kinderen – waarvan in 2012 twee minderjarig – bewoont hij een woning in [Z] . De echtgenote van eiser heeft voor het jaar 2012 geen inkomen aangegeven.
2. Op 27 februari 2013 is de papieren aangifte IB/PVV 2012 van eiser ontvangen naar een verzamelinkomen van € 17.591. In deze aangifte heeft eiser een belastbaar loon aangegeven van € 20.130 en bedragen van € 2.420 aan specifieke zorgkosten en € 119 voor persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen.
3. Met dagtekening 18 mei 2013 heeft verweerder aan eiser een voorlopige aanslag opgelegd conform de ingediende aangifte IB/PVV 2012.
4. Met dagtekening 6 september 2013 heeft verweerder de definitieve aanslag IB/PVV 2012 aan eiser opgelegd op basis van het aangegeven verzamelinkomen van € 17.591.
5. Bij brief van 14 maart 2017 heeft verweerder eiser verzocht om vóór 4 april 2017 schriftelijk informatie te verstrekken over de bij de aangifte 2012 geclaimde kosten voor de specifieke zorgkosten en giften. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
6. Bij ‘kennisgeving navordering’ van 27 juni 2017 heeft verweerder eiser te kennen gegeven voornemens te zijn de aftrek:
- specifieke zorgkosten 2012 te corrigeren met € 2.420;
- giften 2012 te corrigeren met € 119,
en het belastbaar inkomen uit werk n woning nader vast te stellen op € 20.130. Eiser heeft op deze kennisgeving niet gereageerd.
7. Met dagtekening 19 augustus 2017 is de navorderingslag IB/PVV 2012 dienovereenkomstig opgelegd naar een vastgesteld verzamelinkomen van € 20.130. Het te betalen bedrag IB/PVV voor 2012 bedraagt € 1.096, inclusief € 152 in rekening gebrachte belastingrente.
8. Op 25 september 2017 heeft eiser hier tegen een bezwaarschrift ingediend.
9. Bij ‘vooraankondiging op het bezwaarschrift 2012’ van 3 november 2017 heeft verweerder te kennen gegeven voornemens te zijn het 10 augustus 2020 bezwaarschrift af te wijzen.
10. Voorafgaande aan een hoorgesprek heeft eiser bij brief 11 januari 2019 onder overlegging van bijlagen (uitdraaien van de apotheek [Z] , een afsprakenlijst van de tandarts en declaratieoverzichten van Univé) de specifieke zorgkosten herzien gespecificeerd.
11. Het hoorgesprek heeft op 25 februari 2019 plaatsgevonden. Van dit gesprek is een hoorverslag gemaakt dat aan eiser is toegezonden.
12. Het bezwaar is bij uitspraak op het bezwaarschrift met dagtekening 2 december 2019 ongegrond verklaard.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn betwist zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep heeft belanghebbende erover geklaagd dat geen uitgaven voor specifieke zorgkosten in aftrek zijn toegelaten en dat niet een vergoeding van immateriële schade vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase is toegekend.