Gerechtshof Amsterdam, 16-11-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2912, 23/62
Gerechtshof Amsterdam, 16-11-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2912, 23/62
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 16 november 2023
- Datum publicatie
- 6 december 2023
- Zaaknummer
- 23/62
- Relevante informatie
- Art. 3.15 Wet IB 2001, Art. 3.16 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
Aftrek kosten bestaande uit kantoorartikelen, persoonlijke verzorging en kleding, horecabestedingen en concertbezoeken.
Uitspraak
kenmerk 23/62
16 november 2023
uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: B. Schoenmaker)
tegen de uitspraak van 25 november 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/2153 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) van € 44.575 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (bisb) van € 466, en daarbij bij beschikking € 182 belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 25 november 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd heeft geen van beide partijen kenbaar gemaakt een zitting te wensen.
Het Hof heeft het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“Feiten
1. Eiseres is actrice en heeft in 2017 een theatervoorstelling geschreven.
2. Voor het jaar 2017 heeft eiseres een biww aangegeven van € 40.555, waarin is begrepen een bedrag aan winst uit onderneming van € 35.498. Daarvoor heeft eiseres een omzet van € 42.046 en een kostenaftrek van € 6.548 aangegeven. Daarnaast heeft eiseres in de aangifte een bedrag van
€ 174 aan van aftrek uitgesloten kosten opgenomen, zodat per saldo een aftrek is geclaimd van
€ 6.374.
3. Per brief van 9 november 2020 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat hij voornemens was van de aangifte af te wijken. Een deel van de kosten zou niet in aftrek worden toegelaten.
4. Met dagtekening 1 december 2020 heeft verweerder eiseres de aanslag opgelegd en het bedrag van de aftrekbare kosten gesteld op € 1.699. Daarbij heeft verweerder het bedrag van niet of beperkt aftrekbare kosten gesteld op nihil.
5. Eiseres heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.”
Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is, evenals bij de rechtbank, in geschil of belanghebbende recht heeft op een hogere aftrek aan kosten.