Gerechtshof Amsterdam, 19-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3022, 22/00412
Gerechtshof Amsterdam, 19-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3022, 22/00412
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 september 2023
- Datum publicatie
- 17 januari 2024
- Zaaknummer
- 22/00412
- Relevante informatie
- Art. 8:55c Awb, Art. 6:12 Awb, Art. 6:20 Awb
Inhoudsindicatie
Het Hof bevestigt de beslissingen van de rechtbank tot afwijzing van het verzoek om ontheffing van het betalen van griffierecht en tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep wegens niet tijdig beslissen. Het Hof oordeelt dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, maar dat vanwege het zeer geringe financiële belang (€ 16) geen aanleiding bestaat uit te gaan van de veronderstelling dat de lange duur van de procedure spanning en frustratie bij belanghebbende hebben veroorzaakt. Het Hof komt niet toe aan toepassing van het verzoek op grond van artikel 8:55c Awb nu geen sprake is van een gegrond beroep.
Uitspraak
kenmerk 22/00412
19 september 2023
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: G. Veldhuisen)
tegen de uitspraak van 28 april 2022 in de zaak met kenmerk HAA 19/4843 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft belanghebbende met dagtekening 21 maart 2017 aangemaand tot het betalen van een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2011 en daarbij € 16 aan aanmaningskosten in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft met dagtekening 2 mei 2017 bezwaar gemaakt tegen de aanmaningskosten.
Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 30 mei 2017 heeft de ontvanger het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft op 28 oktober 2019 beroep ingesteld tegen het door de ontvanger niet tijdig beslissen op haar bezwaar. De rechtbank heeft het beroep bij haar uitspraak van 28 april 2022 niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 juni 2022 en bij brief van 4 augustus 2022 door belanghebbende aangevuld. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
Van belanghebbende is op 13 mei 2023 een nader stuk ontvangen. Een afschrift hiervan is aan de wederpartij verzonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het Hof ziet aanleiding om de feiten zelfstandig vast te stellen.
Belanghebbende heeft de ontvanger op 5 september 2019 in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
De ontvanger heeft belanghebbende bij brief van 19 september 2019 medegedeeld dat hij reeds op het bezwaarschrift heeft beslist. Bij deze brief is de uitspraak op bezwaar met dagtekening 30 mei 2017 gevoegd (zie 1.3).
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de uitspraak van de rechtbank juist is.