Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3068, 23/00641
Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3068, 23/00641
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 december 2023
- Datum publicatie
- 3 januari 2024
- Zaaknummer
- 23/00641
- Relevante informatie
- Art. 8:91 Awb, Art. 8:94 Awb
Inhoudsindicatie
Ongegrond beroep; verzoek om ISV gedurende beroep; titel 8.4 Awb op het verzoek van toepassing; recht op vergoeding griffierecht? Het Hof volgt de beslissingen van de Centrale Raad van Beroep en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat toekenning van ISV in dit geval niet leidt tot vergoeding van het griffierecht.
Uitspraak
kenmerk 23/641
12 december 2023
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: G. Gieben)
tegen de uitspraak van 30 mei 2023 in de zaak met kenmerk HAA 22/2202 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad , de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 10 juli 2023 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, betreffende de WOZ-waarde van de onroerende zaak [A-straat 1] te [Z] voor het jaar 2021. De rechtbank heeft als volgt beslist:
“(…)
- -
-
de rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
- -
-
veroordeelt verweerder (Hof: de heffingsambtenaar) tot vergoeding van immateriële schade van eiseres (Hof: belanghebbende) tot een bedrag van € 500;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837.”
Belanghebbende heeft de gronden van het hoger beroep aangevuld bij brief van 10 augustus 2023. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. In deze stukken hebben partijen het Hof toestemming gegeven zonder mondelinge behandeling te beslissen.
2 Overwegingen
In hoger beroep is uitsluitend in geschil of het door belanghebbende voor het instellen van beroep bij de rechtbank betaalde griffierecht aan haar diende te worden vergoed. De rechtbank heeft hierover het volgende overwogen:
“15. Omdat het beroep ongegrond is, hoeft verweerder het door eiseres betaalde griffierecht niet te vergoeden. Het verzoek om vergoeding van immateriële schade heeft eiseres gedaan gedurende het beroep, overeenkomstig artikel 8:91, eerste lid, van de Awb. Daarvoor was eiseres geen griffierecht verschuldigd, wat volgt uit artikel 8:94, tweede lid, van de Awb. Voor het verzoek is dan ook geen griffierecht geheven, zodat geen sprake kan zijn van vergoeding daarvan.”
In een geval als het onderhavige, waarin het beroep ongegrond is, het verzoek tot vergoeding van immateriële schade is gedaan gedurende het beroep, en op het verzoek titel 8:4 van de Awb van toepassing is, hebben de Centrale Raad van Beroep en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het volgende geoordeeld met betrekking tot het vergoeden van het griffierecht:
“3.3. Anders dan appellant heeft betoogd bestaat echter geen recht op vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht. Appellant heeft ter zitting van de rechtbank een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ingediend. Op dit verzoek is de op 1 juli 2013 ingevoerde titel 8.4 van de Awb van toepassing. Op grond van het bepaalde in artikel 8:94, tweede lid, van de Awb is bij indiening van een verzoek als bedoeld in artikel 8:91, eerste lid, van de Awb, zoals hier aan de orde, geen griffierecht verschuldigd.” (CRvB 12 januari 2017,
);en:
“6.1. Anders dan [appellante] heeft betoogd, bestaat geen recht op vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht. Zij heeft hangende beroep op 21 oktober 2019 een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ingediend. Op grond van artikel 8:94, tweede lid, van de Awb is bij indiening van een verzoek als bedoeld in artikel 8:91, eerste lid, van de Awb, zoals hier aan de orde, geen griffierecht verschuldigd. Het toekennen van een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn leidt in dit geval dus niet tot vergoeding van het griffierecht.” (ABRvS 2 juni 2021,
).Het Hof zal de beslissingen van de Centrale Raad van Beroep en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgen. Het betaalde griffierecht hoeft niet aan belanghebbende te worden vergoed.
Slotsom
Het hoger beroep is ongegrond.
3 Kosten
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.