Gerechtshof Amsterdam, 07-11-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3132, 22/00059
Gerechtshof Amsterdam, 07-11-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3132, 22/00059
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 7 november 2023
- Datum publicatie
- 20 december 2023
- Zaaknummer
- 22/00059
- Relevante informatie
- Art. 34 Wet MRB 1994, Art. 13 Wet MRB 1994, Art. 20 AWR
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boete. Het Hof verenigt zich met de beslissing van de rechtbank dat de naheffingsaanslag vernietigd moet worden omdat niet aannemelijk is dat de auto feitelijk aan belanghebbende ter beschikking stond in het naheffingstijdvak.
Uitspraak
kenmerk 22/59
7 november 2023
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 10 december 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/6057 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. M. Hoefs)
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 3.949, berekend over de periode 1 december 2016 tot en met 26 juni 2019, met daarbij een boete van € 3.949, en heeft deze bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
Op het beroep van belanghebbende heeft de rechtbank als volgt beslist:
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar, de naheffingsaanslag en de boetebeschikking;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.026; en
- -
-
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiser te vergoeden.”
De inspecteur heeft bij brief van 21 januari 2022 hoger beroep ingesteld. Daarna zijn de volgende stukken ingediend:
- een aanvulling van de gronden van het hoger beroep van de inspecteur;
- een verweerschrift van belanghebbende, en
- een nader stuk van de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het Hof gaat uit van de volgende, reeds door de rechtbank vastgestelde feiten.
Belanghebbende staat vanaf 1 december 2016 als ingezetene ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP).
Bij een controle op 27 juni 2019 omstreeks 19:00 uur heeft een controlemedewerker van de Belastingdienst vastgesteld dat belanghebbende met een Audi A4 met het Bulgaarse kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gebruik maakte van de weg. Voor de auto was op dat moment geen motorrijtuigenbelasting voldaan. De controle vond plaats aan de [X-straat] te [plaats] .
Tot de stukken van het geding behoort onder meer de door belanghebbende afgelegde verklaring bij de in 2.2 bedoelde controle. Ook behoren daartoe foto’s van het Bulgaarse kentekenbewijs van de auto, afgegeven ten name van [A] . Diezelfde [A] heeft in het kader van het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en boete een (korte) schriftelijke verklaring afgegeven die erop neerkomt dat zij de auto een paar uur heeft uitgeleend aan belanghebbende om zijn vrouw op te halen van het werk. Verder bevat het dossier een schriftelijke verklaring van iemand die zich in die verklaring [B] noemt en schrijft dat de vrouw van belanghebbende inderdaad met hem meereed naar het werk, maar dat op de dag dat belanghebbende zijn vrouw kwam ophalen met de auto, hij vanwege ziekte eerder van het werk was vertrokken.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.