Home

Gerechtshof Amsterdam, 14-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3197, 23/00129

Gerechtshof Amsterdam, 14-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3197, 23/00129

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
14 september 2023
Datum publicatie
27 december 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:3197
Zaaknummer
23/00129
Relevante informatie
Art. 6.17 Wet IB 2001, Art. 6.19 Wet IB 2001, Art. 4:17 Awb

Inhoudsindicatie

In geschil is of de inspecteur de aangifte IB/PVV aan een onderzoek had mogen onderwerpen en de aangifte mocht corrigeren. Aftrek specifieke zorgkosten.

Uitspraak

kenmerk 23/00129

14 september 2023

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J.R.R. Oevering)

tegen de uitspraak van 21 december 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/5312 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.792. Tevens is bij beschikking aan belanghebbende belastingrente in rekening gebracht van € 4.

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft op 25 november 2019 een motivering van de uitspraak op bezwaar aan belanghebbende gezonden.

1.3.

Op 7 september 2021 heeft de inspecteur de aanslag ambtshalve verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.641. Het bedrag aan belastingrente is niet verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 21 december 2022 het volgende beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“ De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 6.101, met dienovereenkomstige vermindering van de beschikking inzake belastingrente;

-

bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;

-

veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.500 voor overschrijding van de redelijke termijn; en

-

gelast verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 49 te vergoeden.”

1.5.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 januari 2023. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Daags voor de zitting heeft mr. Oevering zich als advocaat gesteld van belanghebbende en nadere stukken toegezonden aan het Hof en aan de wederpartij.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2023. De onderhavige zaak is gelijktijdig behandeld met het hoger beroep van belanghebbende in de zaak met kenmerk 22/02425 betreffende de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016. Alles wat in die zaak is aangevoerd wordt – voor zover daarop betrekking hebbend – ook geacht in de onderhavige zaak te zijn aangevoerd.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft onder het kopje ‘overwegingen’ de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Op 19 maart 2018 heeft verweerder van eiseres een aangifte IB/PVV 2017 ontvangen. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning na persoonsgebonden aftrek bedraagt nihil. De aangifte bevat een aftrek specifieke zorgkosten en een aftrekbaar bedrag aan giften.

2. Met dagtekening 8 juni 2018 heeft verweerder aan eiseres een voorlopige aanslag IB/PVV 2017 opgelegd, waarbij het verzamelinkomen is vastgesteld op nihil.

3. Op 23 september 2018, 6 november 2018 en op 28 december 2018 heeft verweerder van eiseres gewijzigde aangiften IB/PVV 2017 ontvangen. De laatste aangifte bevat een aftrek specifieke zorgkosten ter grootte van € 8.319 vóór toepassing van de drempel en een aftrekbaar bedrag aan giften ter grootte van € 550 vóór toepassing van de drempel.

4. Verweerder heeft eiseres bij brieven van 18 januari 2019 en 29 januari 2019 een verzoek om informatie gestuurd met betrekking tot de aftrek specifieke zorgkosten en de giftenaftrek. Verweerder heeft eiseres gevraagd om op deze verzoeken te reageren vóór 1 februari 2019 respectievelijk 19 februari 2019.

5. Bij brief met dagtekening 8 februari 2019 heeft verweerder eiseres bericht dat het voornemen bestaat om bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2017 af te wijken van de ingediende aangifte IB/PVV 2017 en om de gevraagde aftrek specifieke zorgkosten en giftenaftrek te weigeren.

6. Op 8 februari 2019 heeft verweerder van eiseres een nieuwe aangifte IB/PVV 2017 ontvangen die een aftrek specifieke zorgkosten bevat ter grootte van € 7.015 vóór toepassing van de drempel en die een aftrekbaar bedrag aan giften bevat ter grootte van € 550 vóór toepassing van de drempel.

7. Eiseres heeft bij brief, door verweerder ontvangen op 19 februari 2019, gereageerd op het verzoek om informatie van verweerder. In de brief is onder meer toegelicht dat verweerder haar in de jaren 2010, 2011, 2012, 2015 en 2016 ook om bewijsstukken heeft gevraagd en dat hij in de jaren 2010 t/m 2012 akkoord is gegaan met de aftrek. Eiseres vraagt uitstel voor het aanleveren van informatie omdat de bezwaarprocedure voor de jaren 2015 en 2016 nog loopt

8. Verweerder heeft eiseres bij brief van 25 februari 2019 verzocht om meer informatie over de aftrek specifieke zorgkosten en de giftenaftrek. Verweerder heeft eiseres gevraagd om op dit verzoek te reageren voor 11 maart 2019.

9. Eiseres heeft bij brief, door verweerder ontvangen op 12 maart 2019, gereageerd op het verzoek om informatie van verweerder. Eiseres vraagt om uitstel van het aanleveren van de informatie totdat op het bezwaar met betrekking tot het belastingjaar 2015 beslist is. Eiseres heeft tevens rekeningoverzichten toegevoegd waarop de volgende boekingen te zien zijn:

“22 december 2017 Antwoorden met [A] -100,00

14 december 2017 [B] -200,00

1 augustus 2017 [B] -150,00

12 februari 2017 [B] -100,00”

10. Bij brief met dagtekening 27 maart 2019 heeft verweerder eiseres bericht dat het voornemen bestaat om bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2017 af te wijken van de ingediende aangifte IB/PVV 2017 en om de gevraagde aftrek specifieke zorgkosten te weigeren en de giftenaftrek gedeeltelijk te weigeren, voor zover het de betaling aan “Antwoorden met [A] ” betreft, omdat deze instelling volgens verweerder geen Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) is. Voorts corrigeert verweerder het inkomen van eiseres met een bedrag ter grootte van € 151, omdat de door eiseres opgegeven inkomsten uit uitkering lager zijn dan verweerder heeft doorgekregen van de gegevensvoorziening van de gemeente.

11. Eiseres heeft bij brief, door verweerder ontvangen op 9 april 2019, gereageerd op het verzoek om informatie van verweerder. Eiseres heeft een uitdraai overgelegd van het ANBI register waarin de instelling “Antworten mit [A] ” is vermeld. Eiseres vraagt verweerder of zij bewijsstukken kan overleggen waarom zij kosten heeft afgetrokken van haar uitkering en heeft e-mail correspondentie met de gemeente [gemeente] overgelegd.

12. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 17 april 2019 eiseres bericht dat de voorgenomen afwijkingen van de aangifte worden gehandhaafd, met uitzondering van de giftenaftrek, waar verweerder tegemoet komt en de gehele door eiseres in de aangifte opgevoerde giftenaftrek toestaat.

13. Verweerder heeft met dagtekening 14 mei 2019 de aanslag IB/PVV 2017 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.792. In de aanslag is geen aftrek specifieke zorgkosten in aanmerking genomen door verweerder. Dit standpunt heeft verweerder gehandhaafd in de bezwaarfase.

14. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres, door verweerder ontvangen op 22 juni 2019, heeft verweerder aan eiseres met dagtekening 15 oktober 2019 een verzoek om informatie gestuurd en op 5 november 2019 een rappel.

15. Bij brief van 19 september 2019 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld voor het uitblijven van de beslissing op bezwaar

16. Eiseres heeft bij brief, door verweerder ontvangen op 18 november 2019, gereageerd op het verzoek om informatie van verweerder. Eiseres heeft bescheiden overgelegd waaruit volgens eiseres de aftrekbare kosten voor het behouden van haar uitkering blijken.

17. Op 25 november 2019 stuurt verweerder aan eiseres per brief de motivering van de uitspraak op het bezwaarschrift. Verweerder staat de aftrek van kosten voor het behoud van de uitkering (ten bedrage van € 151) toe. In de brief is geen rechtsmiddelenverwijzing opgenomen en is de volgende passage opgenomen:

“Beslissing op uw bezwaar Ik kom gedeeltelijk aan uw bezwaar tegemoet. Binnenkort ontvangt u beide vanuit Apeldoorn een formele uitspraak op het bezwaar. Hierop kunt u lezen hoe u in beroep kunt gaan wanneer u het niet eens bent met de uitspraak op het bezwaar.”

18. Per brief met dagtekening 20 februari 2020, door verweerder ontvangen op 21 februari 2020, heeft eiseres om een dwangsombeschikking verzocht. Met dagtekening 15 mei 2020 is de dwangsombeschikking afgegeven. De dwangsom is vastgesteld op het maximale bedrag, zijnde € 1.442.

19. Op 23 augustus 2021 stuurt eiseres aan verweerder een e-mail met de vraag waarom zij nog geen formele uitspraak op bezwaar heeft ontvangen. In reactie op de e-mail van eiseres antwoordt verweerder per e-mail van 25 augustus 2021 dat er per abuis geen formele uitspraak op bezwaar is gestuurd en dat dit niet meer in de systemen kan worden doorgezet, maar dat eiseres in plaats daarvan een ambtshalve vermindering zal ontvangen.

20. Verweerder heeft met dagtekening 7 september 2021 de aanslag IB/PVV 2017 ambtshalve verminderd en berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.641. In het geschrift is de volgende passage opgenomen:

“Bezwaar maken Bent u het niet eens met deze vermindering en wilt u bezwaar maken? Ga naar www.belastingdienst.nh/bezwaarcheck en kijk hoe u dit kunt doen. Maakt u bezwaar, doe dit dan tijdig. Verstuur het online bezwaarformulier uiterlijk 19 oktober 2021. Kunt u alleen schriftelijk bezwaar maken? Dan moet uw bezwaarschrift op 19 oktober 2021 binnen zijn bij de Belastingdienst. Vermeld altijd de reden van uw bezwaar en het aanslagnummer.”

21. Eiseres heeft tegen de ambtshalve vermindering digitaal bezwaar ingediend op 14 oktober 2021. Eiseres heeft tevens op 17 september 2021 digitaal beroep ingesteld bij deze rechtbank.

22. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres, heeft verweerder aan eiseres met dagtekening 2 november 2021 een verzoek om informatie gestuurd en op 30 november 2021 een rappel. Eiseres heeft hierop niet gereageerd.

23. Met dagtekening 24 december 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres van 14 oktober 2021 doorgezonden voor behandeling door deze rechtbank in de beroepsprocedure.”

Partijen hebben geen bezwaren geuit tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten. Het Hof zal eveneens van deze feiten en voegt hieraan het volgende toe.

2.2.

Tot de stukken die belanghebbende daags voor de zitting heeft overgelegd behoort een aan haar gerichte brief van de Belastingdienst Buitengewone Zaken Blauw van 2 juni 2023, met – voor zover van belang – de volgende inhoud:

Waarom krijgt u deze brief?

Wij hebben eerder contact met u gehad over de Fraude Signalering Voorziening (FSV). Hierin hebben wij u laten weten dat uw gegevens in de FSV stonden. Ook hebben wij u verteld dat de FSV op 27 februari 2020 is uitgezet. Wij hebben onderzocht welke gevolgen uw FSV­ registratie voor u heeft gehad en of u recht heeft op een financiële tegemoetkoming. Daarover gaat deze brief.

(…)

Het spijt ons dat wij uw persoonsgegevens in de FSV opgenomen hebben. Op basis van uw

registratie en uw gegevens in de FSV ziet de Belastingdienst u niet als fraudeur. Het opslaan van uw gegevens in de FSV was in strijd met de AVG en had niet mogen gebeuren.

Binnen de Belastingdienst en Toeslagen worden uw FSV-gegevens niet meer gebruikt.

Wij hebben uw FSV-registratie onderzocht.

Uit ons onderzoek blijkt dat:

• er bijzondere persoonsgegevens in de FSV stonden. In uw situatie ging het om gegevens over Gezondheidsgegevens. De vermelding daarvan heeft geen gevolgen gehad bij de Belastingdienst;

• uw registratie in de FSV heeft geleid tot extra controles. Hiermee bedoelen wij dat uw aangifte inkomstenbelasting en/of toeslagenaanvraag vaker dan noodzakelijk was, door een beoordelaar is bekeken;

• uw gegevens uit de FSV niet gedeeld zijn met andere organisaties.

U krijgt een financiële tegemoetkoming.

Omdat er van u bijzondere persoonsgegevens in de FSV stonden en omdat u te maken heeft gehad met extra controles, krijgt u een financiële tegemoetkoming. U ontvangt van ons € 750,-. Het bedrag wordt binnen zes weken aan u overgemaakt. U hoeft hiervoor niets te doen.

(…)”

2.3.

De inspecteur heeft ter zitting een stuk overgelegd met de volgende inhoud:

Bsn

Achternaam

Competente eenheid

Werkstroom

Middel

Belastingjaar

Datum opname

Datum afdoening

[BSN]

[X]

[plaats]

Aangiftefraude

IH

2012

19-03-2013

08-04-2013

[BSN]

[X]

[plaats]

Aangiftefraude

IH

2011

10-07-2012

07-11-2012

[BSN]

[X]

[plaats]

Aangiftefraude

IH

2010

18-04-2011

02-05-2011

Totaal 3

2.4.

Bij het verweerschrift in hoger beroep is als bijlage 40 een schermprint gevoegd met – voor zover van belang – de volgende inhoud:

“ABS / Raadplegen / Relevante risico’s.

(…)

Kenmerk Definitieve aanslag BIN jaar 2017

(…)

Relevante risico’s

Omschrijving

(…)

Uitworpreden

H181 Specifieke zorgkosten (aftrek (8186)) beoordelen; zie ook correctie zorgkosten vorig jaar (aangegeven 4280), vastgesteld (1562); zie beide partners (AR:4)

(…).”

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is nog in geschil of de inspecteur de aangifte IB/PVV 2017 aan een onderzoek had mogen onderwerpen en de aangifte mocht corrigeren. Zo deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord is nog is geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek specifieke zorgkosten.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing