Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-12-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3466, 23/410

Gerechtshof Amsterdam, 19-12-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3466, 23/410

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 december 2023
Datum publicatie
17 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:3466
Zaaknummer
23/410
Relevante informatie
Art. 22 WOZ, Art. 1 BPB

Inhoudsindicatie

Toekenning vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

kenmerk 23/410

19 december 2023

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: A. Oosters)

tegen de uitspraak van 7 april 2023 in de zaak met kenmerk HAA 21/6961 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] , de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 26 februari 2021 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de woning aan het adres [A-straat] te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2021 naar waardepeildatum 1 januari 2020 vastgesteld op € 534.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelasting 2021 bekendgemaakt.

1.2.

Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 3 december 2021, ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft bij brief van 16 december 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 7 april 2023 heeft de rechtbank als volgt op het beroep beslist (belanghebbende en de heffingsambtenaar worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de bij beschikking vastgestelde waarde van de woning tot € 459.000;

-

vermindert de aanslag onroerende-zaakbelastingen tot een aanslag berekend naar een maatstaf van heffing van € 459.000;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.394,26;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 10 mei 2023. De heffingsambtenaar heeft bij brief van 4 juli 2023 een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Belanghebbende heeft op 10 oktober 2023 een nader stuk ingediend. De heffingsambtenaar heeft bij brief van 11 oktober 2023 het incidenteel hoger beroep ingetrokken.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een woning op het adres [A-straat] te [Z] (de woning). De woning is een bovenwoning uit 1890 en is voorzien van een dakkapel en een dakterras. De woning heeft een inhoud van ongeveer 454 m³.”

2.2.

Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten aangezien partijen daar geen grieven tegen hebben aangevoerd, en vult deze als volgt aan.

2.3.

Op 23 februari 2021 heeft belanghebbende een volmacht ondertekend, waarbij volmacht wordt verleend aan WOZ-Consultants. In de volmacht is het volgende opgenomen:

“Daarnaast machtigt volmachtgever gevolmachtigde om de vergoeding voor de geleden processchade (zowel materieel als immaterieel), de proceskostenvergoeding, de verbeurde dwangsommen en/of het griffierecht voor hem/haar op rekening van gevolmachtigde te ontvangen.”

2.4.

In de algemene voorwaarden van WOZ-Consultants staat het volgende opgenomen:

Als een vergoeding wordt uitgekeerd voor immateriële schadevergoeding welke voortvloeit uit een actie van WOZ-Consultants, komen de gelden die uit de immateriële schadevergoeding voortvloeien ten gunste van WOZ-Consultants”.

2.5.

Het bezwaarschrift van belanghebbende is door de heffingsambtenaar ontvangen op 25 februari 2021. De uitspraak op bezwaar is verzonden op 3 december 2021.

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is enkel nog in geschil of aan belanghebbende een vergoeding voor immateriële schade moet worden toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn.

4 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5 Kosten

6 Beslissing