Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3552, 22/00448

Gerechtshof Amsterdam, 01-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3552, 22/00448

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 augustus 2023
Datum publicatie
10 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:3552
Zaaknummer
22/00448
Relevante informatie
Art. 7:2 Awb, Art. 16 AWR

Inhoudsindicatie

Navorderingsaanslag IB/PVV; ambtelijk verzuim; hoorplicht.

Uitspraak

kenmerk 22/00448

1 augustus 2023

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: J.A. Klaver)

tegen de uitspraak van 19 mei 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/165 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 16 november 2019 aan belanghebbende voor het jaar 2015 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (hierna: biww) van € 3.032. Voorts heeft de inspecteur bij beschikking € 153 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 1 december 2020 de navorderingsaanslag verminderd tot een navorderingsaanslag, berekend naar een biww van € 2.258, met dienovereenkomstige vermindering van de in rekening gebrachte belastingrente tot nihil.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 19 mei 2022 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 1 juli 2022 en aangevuld bij brief van 25 juli 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“1. Op 22 april 2016 heeft eiseres voor het jaar 2015 een papieren aangifte ingediend. Eiseres heeft een biww aangegeven van nihil, bestaande uit inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking van € 3.032, verminderd met hetzelfde bedrag aan specifieke zorgkosten. Conform de aangifte is aan eiseres met dagtekening 16 december 2016 de aanslag opgelegd.

2. Per brief van 6 december 2018 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat er onderzoek was gedaan naar het aangiftegedrag van de gemachtigde en de aangifte daarom aan een nader onderzoek werd onderworpen. Verweerder heeft eiseres daarom vragen gesteld over de in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten. Eiseres heeft daarop gereageerd per brief van 19 december 2018, bij verweerder ontvangen op 21 december 2018. Volgens [e]en bij deze brief gevoegde specificatie zou eiseres recht hebben op een aftrek specifieke zorgkosten van € 3.367.

3. Per brief van 2 oktober 2019 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat hij voornemens was haar een navorderingsaanslag op te leggen en dat bij de vaststelling daarvan de specifieke zorgkosten niet in aftrek zouden worden toegelaten. Met dagtekening 16 november 2019 heeft verweerder eiseres de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd, berekend naar een biww van € 3.032. Het aanslagbiljet vermeldt een te betalen bedrag van € 1.259, inclusief € 153 belastingrente.

4. Eiseres heeft tegen de navorderingsaanslag bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is gedagtekend 12 december 2019 en is op 17 december 2019 bij verweerder ontvangen. Per brief van 22 oktober 2020, bij verweerder ontvangen op 26 oktober 2020, heeft eiseres het bezwaar nader gemotiveerd met een specificatie en een aantal bewijsstukken. Volgens deze specificatie zou eiseres recht hebben op een aftrek specifieke zorgkosten van € 2.127.

5. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar is verweerder geheel aan het bezwaar tegemoet gekomen. Zonder eiseres te hebben gehoord heeft verweerder de navorderingsaanslag verminderd tot een, berekend naar een biww van nihil. Het aanslagbiljet vermeldt een terug te ontvangen bedrag van € 1.259. Verweerder heeft aan eiseres geen proceskostenvergoeding toegekend.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat geen sprake is van een ambtelijk verzuim en dat er geen recht bestaat op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Voorts is (voor het eerst in hoger beroep) in geschil of de inspecteur de hoorplicht als bedoeld in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft geschonden.

3.2.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft belanghebbende haar grief ingetrokken dat de rechtbank haar verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn ten onrechte heeft afgewezen.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing