Home

Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3625, 22/2265 en 22/2266

Gerechtshof Amsterdam, 12-12-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3625, 22/2265 en 22/2266

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
12 december 2023
Datum publicatie
31 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:3625
Formele relaties
Zaaknummer
22/2265 en 22/2266
Relevante informatie
Art. 3.8 Wet IB 2001, Art. 3.91 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Aanslagen ib/pvv en Zwv; stakingswinst VOF; waarden onroerend goed.

Uitspraak

kenmerken 22/2265 en 22/2266

12 december 2023

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. M.A. Daldal)

tegen de uitspraak van 28 juli 2022 in de zaak met kenmerken HAA 21/2637 en HAA 21/2638 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 205.655. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 9.600. Tevens heeft de inspecteur voor het jaar 2016 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd, berekend naar een maximum bijdrage-inkomen van € 52.763. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 24.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft beroepen ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 28 juli 2022 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2023. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken bij het Hof bekend onder nummers 22/2267 en 22/2268. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):

Feiten

1. Eiser was vennoot in de vennootschap onder firma Fitnesscenter “ [vennootschap 1] ” (de vennootschap). De andere vennoot in de vennootschap was zijn broer de heer [X] .

2. De vennootschap exploiteerde een fitnesscentrum. Ten behoeve van de exploitatie werden de onroerende zaken [A-straat] 2-h , [A-straat] 4-h , [A-straat] 6-h en [B-straat] , alle gelegen te [Z] , gebruikt. Deze onroerende zaken behoorden tot het ondernemingsvermogen van de vennootschap. Eiser en zijn broer zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van deze onroerende zaken.

3. De onroerende zaak aan de [A-straat] 8-h (tevens gelegen te [Z] ) werd ook ten behoeve van de exploitatie van het fitnesscentrum gebruikt. Eiser is volledig (100%) eigenaar van deze onroerende zaak.

4. Op 15 juli 2016 is een koopovereenkomst gesloten tussen de vennootschap en eiser en zijn broer (tezamen de verkoper) en [vennootschap 2] . (de koper) over de overdracht van de bedrijfsinventaris, goodwill en aanwezige voorraad van de vennootschap. De levering heeft plaatsgevonden op 1 september 2016. Daarnaast is tussen eiser en zijn broer en [vennootschap 2] . een huurovereenkomst “winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 van het Burgerlijk Wetboek” (de huurovereenkomst) tot stand gekomen, waarin is opgenomen dat de onroerende zaken genoemd onder punt 2. en de onroerende zaak genoemd onder punt 3. door eiser en zijn broer worden verhuurd aan [vennootschap 2] . met ingang van 1 september 2016.

5. In de koopovereenkomst is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:

NEMEN IN AANMERKING DAT:

A. Verkoper in de bedrijfsruimte aan de [C-straat] en de [B-straat] te [Z] (hierna te noemen “de Bedrijfsruimte”) een fitnesscenter exploiteert (hierna te noemen “de Onderneming”);

B. Koper een onderneming drijft die zich bezig houdt met het exploiteren van meerdere fitnesscentra verspreid over Nederland;

(…)

Artikel 4 – Levering

4.1

Levering van de Onderneming vindt plaats op 1 september 2016 tegelijk met de betaling van de termijn ad € 50.000,= zoals omschreven onder artikel 3.1B door overhandiging van de sleutel van de Bedrijfsruimte die per die datum door Koper zal worden gehuurd.

Artikel 5 – Garantstelling Verkoper

(…)

5.3

Verkoper garandeert dat het bestemmingsplan toestaat dat in de Bedrijfsruimte een fitnesscenter mag worden geëxploiteerd.”

6. In de huurovereenkomst staat - voor zover van belang - het volgende:

Het gehuurde, bestemming

1.1

Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de bedrijfsruimte op de begane grond met binnentuin, hierna ‘het gehuurde’ genoemd, gelegen [A-straat] 2, 4, 6, 8 en de [B-straat] te [Z] , welke ruimte nader is aangegeven op de als bijlage 1 bij deze huurovereenkomst en daarvan deeluitmakende door partijen geparafeerde tekening

1.2

Het gehuurde wordt als casco verhuurd, tenzij in artikel 9 van de huurovereenkomst of elders schriftelijk aanvullend of anders door partijen is overeengekomen.

1.3

Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als fitnesscenter.

1.4

Het is huurder niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder een andere bestemming aan het gehuurde te geven dan omschreven in 1.3.

(…)

Duur, verlenging en opzegging

3.1

Deze huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van tien jaar ingaande op 1 september 2016 (hierna “ingangsdatum”) en lopende tot en met 31 augustus 2026

3.2

De huurder heeft de optie om na het verstrijken van de in 3.1 genoemde periode de huurovereenkomst voort te zetten voor een aansluitende periode van 5 jaar derhalve van 1 september 2026 tot en met 31 augustus 2031.

3.3

Na ommekomst van de in 3.2 genoemde periode wordt deze huurovereenkomst, behoudens beëindiging van deze huurovereenkomst door opzegging door huurder of verhuurder in overeenstemming met 3.4 en 3.5 voortgezet voor aansluitende perioden van telkens vijf jaar.

(…)

Huurprijs, omzetbelasting, servicekosten, promotiebijdrage, huurprijsaanpassing, betalingsverplichting, betaalperiode

4.1

De huurprijs van het gehuurde bedraagt op de ingangsdatum op jaarbasis € 111.999,96 excl BTW [zegge: Honderdelfduizend en negenhonderd negenennegentig euro en zesenzestig cent].

4.8

Per betaalperiode van een kalendermaand(en) bedraagt bij ingangsdatum van deze huurovereenkomst

- de huurprijs [A-straat] 2-6 en [B-straat] € 7.000,00

- de huurprijs [A-straat] 8 € 2.333,00

- de verschuldigde omzetbelasting over de huurprijs [A-straat] € 489,93

Totaal € 9.822,93

[zegge achtennegentighonderd en tweeentwintig euro en drieennegentig eurocent]

Bijzondere bepalingen

14.6

Verhuurder en huurder gaan in beider voordeel een langlopende huurovereenkomst aan voor de periode van 10 jaar. Verhuurder en huurder komen overeen dat bij verlenging van de huurovereenkomst per 1 september 2026 en bij eventuele latere verlengingen onverminderd het bepaalde in artikel 4.5 en mits huurder haar betalingsverplichting conform artikel 4.10 tijdig en volledig nakomt, huurder per 1 september 2016 een korting op de huur zal krijgen groot € 10.000 = (zegge tienduizend euro) per jaar.”

7. De vennootschap heeft op 31 augustus 2016 haar ondernemingsactiviteiten gestaakt.

8. In de aangifte ib/pvv 2016 heeft eiser een inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) aangegeven van € 23.963, bestaande uit winst uit onderneming van € 48.344, negatieve inkomsten uit terbeschikkingstelling (TBS) van € 18.788 en negatieve inkomsten uit eigen woning € 5.589. De aangifte is als volgt opgebouwd:

9. Uit de jaarrekening 2016, gevoegd bij de aangifte ib/pvv 2016, blijkt dat door de staking ten aanzien van de onroerende zaken een boekresultaat is gerealiseerd van € 20.821 (waarde in het economische verkeer € 637.500 minus boekwaarde € 628.679).

10. De opgelegde aanslag ib/pvv 2016 is als volgt opgebouwd:

11. In de uitspraak op bezwaar staat - voor zover van belang - het volgende:

Samenvatting van uw bezwaren

Uw client was vennoot in de onderneming [vennootschap 1] De onderneming is gestaakt op 31 augustus 2016. Tot het ondernemingsvermogen behoorde onroerende zaken. Dit betreft de onroerende zaken [A-straat] 2, 4 en 6 en [B-straat] te [Z] . Voor het bepalen van de stakingswinst hebt u aan die onroerende zaken een waarde toegekend van € 637.500.

De onroerende zaak gelegen aan de [D-straat] te [Z] hebt u voor 69,23% aangemerkt als ter beschikking gesteld vermogen. Aan deze onroerende zaak hebt u voor de bepaling van de stakingswinst een waarde in het economische verkeer toegekend van € 152.500, waarvan € 105.575 (69,23%) naar uw mening tot het TBS-vermogen behoort.

Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur de waarde in het economische verkeer van die onroerende zaken bepaald op € 1.153.469. Hiervan is € 865.102 toegerekend aan de onroerende zaken [A-straat] 2, 4 en 6 en [B-straat] . Een bedrag van € 288.367 is toegerekend aan de [A-straat] 8-H. Voor de bepaling van deze waarden heeft de inspecteur de huurovereenkomst met de overnemer van de onderneming als uitgangspunt genomen. Hierdoor is de stakingswinst op een hoger bedrag vastgesteld dan u in de aangifte hebt aangegeven. (…)”.

2.2.

Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten.

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is in geschil of de aanslagen ib/pvv en Zwv niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd. Meer specifiek zijn (zo begrijpt het Hof het hoger beroepschrift) nog de (juiste) waarden van de [A-straat] 2-h, [A-straat] 4-h, [A-straat] 6-h, de [A-straat] 8-h en [B-straat] in geschil.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing