Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-12-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3753, 23/132

Gerechtshof Amsterdam, 28-12-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3753, 23/132

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 december 2023
Datum publicatie
1 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:3753
Zaaknummer
23/132
Relevante informatie
Art. 8:75 Awb

Inhoudsindicatie

Procesrecht; kostenvergoeding bezwaar; procespunt verschijnen ter zitting rechtbank. Het Hof ziet aanleiding de proceskostenvergoeding voor hoger beroep te beperken tot één proceshandeling (indienen hogerberoepschrift).

Uitspraak

kenmerk 23/132

28 december 2023

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: V. Quacken)

tegen de uitspraak van 16 december 2022 in de zaak met kenmerk AMS 21/5213 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft op 12 maart 2020 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag vernietigd. Daarbij is beslist geen kostenvergoeding toe te kennen.

1.3.

Belanghebbende heeft zijn daartegen gerichte beroep op 1 maart 2022 ingetrokken en de rechtbank tegelijk verzocht de heffingsambtenaar bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de proceskosten van belanghebbenden. Hierop heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 648,50.

1.4.

Het hiertegen gerichte hoger beroep van belanghebbende is ingediend op 30 januari 2023 en aangevuld op 2 maart 2023. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 29 juni 2023 en 24 oktober 2023 nadere stukken ingediend.

1.6.

De griffier van het Hof heeft partijen op 2 november 2023 per e-mail als volgt geïnformeerd:

“Het Hof acht zich in de zaak met kenmerk 23/132 op grond van de processtukken voldoende voorgelicht en heeft besloten het op dinsdag 7 november 2023 geplande onderzoek ter zitting achterwege te laten.

Ik verzoek u uiterlijk maandag aan het einde van de ochtend de ontvangst van dit bericht te bevestigen. Indien u niet akkoord gaat met afdoening van de zaak zonder zitting en gebruik wil maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, dient u dit expliciet in uw schriftelijke reactie aan te geven.”

1.7.

De heffingsambtenaar heeft het Hof toestemming verleend tot het achterwege laten van een onderzoek ter zitting. De gemachtigde van belanghebbende heeft per e-mail van 6 november 2023 aangegeven niet akkoord te gaan met afdoening van de zaak zonder zitting.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof stelt de volgende feiten vast.

2.1.

Nadat bezwaar is gemaakt tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting, is de gemachtigde van belanghebbende door de heffingsambtenaar per e-mail uitgenodigd voor een fysieke hoorzitting op 26 augustus 2021 om 11.00 uur.

2.2.

Bij e-mail van 26 augustus 2021 11.09 uur heeft de gemachtigde zich afgemeld voor de fysieke hoorzitting met als reden dat hij ziek is.

2.3.

Op 26 augustus 2021 in de middag heeft de heffingsambtenaar telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde en op verzoek van de gemachtigde heeft tijdens dit telefonische onderhoud het hoorgesprek plaatsgevonden.

2.4.

Het beroepschrift bij de rechtbank betreft het recht op een kostenvergoeding voor het bezwaar.

2.5.

In zijn verweerschrift in eerste aanleg van 17 februari 2022 heeft de heffingsambtenaar zich op het standpunt gesteld dat wel recht bestaat op een kostenvergoeding voor de behandeling van het bezwaar en daarbij gesteld dat geen hoorzitting heeft plaatsgevonden. Hij heeft daarbij verklaard het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem te vergoeden. Daarop heeft belanghebbende zijn beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht de heffingsambtenaar te veroordelen in zijn proceskosten.

2.6.

Op 14 oktober 2022 heeft belanghebbende als bewijs voor zijn stelling dat tijdens de bezwaarfase wel een hoorzitting heeft plaatsgevonden een transcript van het door hem opgenomen telefoongesprek op 26 augustus 2022 (zie 2.3) en de onder 2.1 en 2.2 vermelde emails overgelegd.

2.7.

Bij e-mail van 24 oktober 2022 aan de gemachtigde van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bevestigd dat een hoorzitting heeft plaatsgevonden en de gemachtigde verzocht tot een akkoord te komen en af te zien van de zitting van de rechtbank.

2.8.

De rechtbank heeft partijen per aangetekend schrijven van 28 juli 2022 uitgenodigd voor de behandeling van het beroep ter zitting van 25 oktober 2022. In deze uitnodiging is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“Aanwezigheid

De rechtbank kan het beroep en het verdere verloop van de procedure alleen met partijen bespreken als die op de zitting aanwezig zijn. De rechtbank raadt u daarom aan naar de zitting te gaan.”

2.9.

Het onderzoek ter zitting van de rechtbank heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2022.

3 Geschil in hoger beroep

In geschil is of de rechtbank bij de vaststelling van de proceskostenvergoeding terecht geen procespunt heeft toegekend voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing