Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-03-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:722, 22/00165

Gerechtshof Amsterdam, 09-03-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:722, 22/00165

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 maart 2023
Datum publicatie
29 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:722
Formele relaties
Zaaknummer
22/00165
Relevante informatie
Art. 9 Iw 1990, Art. 28 Iw 1990, Art. 30 Iw 1990

Inhoudsindicatie

In geschil is, net als bij de rechtbank, of aan belanghebbende terecht invorderingsrente in rekening is gebracht.

Uitspraak

kenmerk 22/00165

9 maart 2023

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 26 januari 2022 in de zaak met kenmerk HAA 20/5389 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belangdienst, Landelijk Incasso Centrum/kantoor Enschede, ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 28 september 2018 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2016 opgelegd. Het aanslagbiljet vermeldt een te betalen bedrag, inclusief belastingrente, van € 10.252. Het bedrag diende uiterlijk op 9 november 2018 op de rekening van de inspecteur te staan.

1.2.

De ontvanger heeft bij kennisgeving van 20 november 2018 aan belanghebbende uitstel van betaling verleend, in afwachting van een uitspraak op het tegen de aanslag ingediende bezwaar.

1.3.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 juli 2020 de aanslag IB/PVV gehandhaafd. Daarnaast is bij kennisgeving van 23 juli 2020 meegedeeld dat het verleende uitstel van betaling is vervallen.

1.4.

De ontvanger heeft bij beschikking van 12 augustus 2020 € 531 invorderingsrente in rekening gebracht omdat na de uiterste betaaltermijn van 9 november 2018 op de aanslag is betaald.

1.5.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de ontvanger de beschikking bij de bestreden uitspraak op bezwaar van 14 september 2020 gehandhaafd.

1.6.

Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.7.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 28 september 2018 aan belanghebbende een aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 opgelegd naar een bedrag van € 10.252. Het bedrag diende uiterlijk op 9 november 2018 op de rekening van de inspecteur te staan.

2.2.

De ontvanger heeft bij kennisgeving van 20 november 2018 aan belanghebbende uitstel van betaling verleend, in afwachting van een uitspraak op het tegen de aanslag ingediende bezwaar. Op 8 juli 2018 volgt de uitspraak op bezwaar (afwijzend), waarna belanghebbende (bij kennisgeving van 23 juli 2020) wordt meegedeeld dat het verleende uitstel van betaling is vervallen.

2.3.

De ontvanger heeft bij beschikking van 12 augustus 2020 € 531 invorderingsrente in rekening gebracht omdat na de uiterste betaaltermijn van 9 november 2018 op de aanslag is betaald.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is, net als bij de rechtbank, of aan belanghebbende terecht invorderingsrente in rekening is gebracht.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 5. Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing