Gerechtshof Amsterdam, 17-01-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:756, 21/01698
Gerechtshof Amsterdam, 17-01-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:756, 21/01698
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 17 januari 2023
- Datum publicatie
- 29 maart 2023
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:427
- Zaaknummer
- 21/01698
- Relevante informatie
- Art. 18 WOZ, Art. 22 WOZ, Art. 40 WOZ, Art. 7:4 Awb, Art. 81 Wet RO
Inhoudsindicatie
WOZ-waarde woning; reikwijdte art. 7:4 (4) Awb en art. 40 (2) Wet WOZ; methode erfpachtcorrectie.
Uitspraak
kenmerk 21/01698
17 januari 2023
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. A. Bakker)
tegen de uitspraak van 13 september 2021 in de zaak met kenmerk AMS 20/6126 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats], de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak (hierna ook: de WOZ-waarde), bekend als [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning) op de waardepeildatum 1 januari 2018 voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 1.810.000.
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 12 oktober 2020 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 13 september 2021 als volgt op het door belanghebbende ingestelde beroep beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’).
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- -
-
stelt de WOZ-waarde van de woning voor het belastingjaar 2019 vast op € 1.725.000,-;
- -
-
bepaalt dat de aanslag onroerende zaakbelasting overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;
- -
-
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak op bezwaar;
- -
-
draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- -
-
veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.598,-.”
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 25 oktober 2021 en bij brief van 23 november 2021 door belanghebbende aangevuld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op 27 november 2022 heeft belanghebbende (per e-mail) nadere stukken ingediend. Afschriften hiervan zijn aan de heffingsambtenaar verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. De woning van eiser is een tussenwoning, repeterend uit 1937 met kelder en berging. De oppervlakte van de woning is ongeveer 199 m² en de oppervlakte van de kavel is ongeveer 149 m².
Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten aangezien deze niet zijn bestreden door partijen.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.