Gerechtshof Amsterdam, 23-04-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1329, 22/2487
Gerechtshof Amsterdam, 23-04-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1329, 22/2487
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 april 2024
- Datum publicatie
- 15 mei 2024
- Zaaknummer
- 22/2487
Inhoudsindicatie
Hoger beroep inspecteur ongegrond. Omzetbelasting 2020 derde kwartaal, nihilaangifte, in bezwaar verzoek om teruggaaf. Belanghebbende exploiteert van april tot begin september een openluchtzwembad. Het verstrekken van toegang tot het bad is één (samengestelde) prestatie die niet valt onder de sportvrijstelling, omdat het kunnen spelen en zich ontspannen het overheersende element is van die prestatie. Verlaagd tarief van toepassing.
Uitspraak
kenmerk 22/2487
23 april 2024
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 28 oktober 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/937 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] , gevestigd te [Z] (gemeente [gemeente] ), belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] )
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 juli 2020 tot en met 30 september 2020 een nihilaangifte omzetbelasting gedaan. In bezwaar heeft belanghebbende verzocht om een teruggaaf van omzetbelasting van € 892.
Bij uitspraak op bezwaar van 29 januari 2021 heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft als volgt op het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep beslist (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verleent een teruggaaf van € 808;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 536,10;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 december 2022 en nader gemotiveerd bij brief van 10 januari 2023. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2024. De zaak is gezamenlijk met de zaken met zaaknummers 22/2488 ( [stichting 1] ), 22/2489 ( [stichting 2] ), 22/2490 ( [stichting 3] ) en 22/2491 ( [stichting 4] ) behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiseres is opgericht [in] 1973. Zij exploiteert de faciliteiten van openluchtzwembad “ [A] ” in [plaats] (gemeente [gemeente] ). In het handelsregister staat vermeld bij activiteiten “Zwembaden Exploitatie van zwembaden”. Volgens de Statuten heeft zij ten doel het beheren, exploiteren en in stand houden van een zwembad in [Z] . Eiseres dient het algemeen belang en beoogt geen winst. Het openluchtzwembad wordt voornamelijk gerund door vrijwilligers.
2. Eiseres biedt toegang tot het complex waartoe het openluchtzwembad behoort aan. De totale oppervlakte van het complex is 3.200 m2. Het zwembad heeft drie bassins, waarvan twee grote baden en één peuterbad (‘pierenbad’). In één van de grote baden zijn banen aangegeven door verschillende kleuren in de betegeling. Dit bad (het wedstrijdbad) heeft een lengte van 25 meter en is (nagenoeg) rechthoekig en relatief diep. Het andere grote bad is minder diep en kent een meer speelse vorm. De baden zijn verwarmd, behalve het peuterbad. Er is ook een zonneweide. In en rond het water en op de zonneweide staan meerdere speelattributen, zoals een glijbaan en een klimtoestel. Verder zijn er een kleed- en douchegelegenheid en een kiosk met terras waar koffie, thee en diverse snacks verkocht worden. De opening van het complex is seizoensgebonden, elk jaar ongeveer vanaf april tot en met september. Het is in die periode bijna elke dag geopend. De omzet van eiseres bestaat uit opbrengsten van de kiosk, sponsoring, toegangsgelden en subsidies. Het complex wordt jaarlijks bezocht door circa 11.000 bezoekers.
3. Het openluchtzwembad wordt gebruikt voor de volgende activiteiten:
- Recreatief (“vrij”) zwemmen. Toegang wordt verleend op basis van diverse abonnementen, te weten een gezinsabonnement of een persoonlijk abonnement. Een abonnementhouder heeft tijdens het seizoen bijna dagelijks gratis toegang tot het openluchtzwembad, als ook in vier in de buurt gelegen openluchtzwembaden met vergelijkbare faciliteiten. Daarnaast wordt toegang verleend op basis van dagkaarten (toegang gedurende één dag) en 10-banenkaarten (geldig als 10 dagkaarten).
- Banenzwemmen. Toegang wordt verkregen op dezelfde wijze als voor recreatief zwemmen: met een abonnement, een dagkaart of een 10-banenkaart. Tijdens de coronatijd werden ook kaarten specifiek voor banenzwemmen verkocht.
- Lessen zoals bootcamp, aquafit en dergelijke. Niet elke les wordt elk jaar georganiseerd. Veelal vinden de lessen één keer of enkele keren per week plaats. Voor toegang tot deze lessen is een abonnement, dagkaart of 10-banenkaart vereist. Soms wordt daarnaast een aparte vergoeding in rekening gebracht.
- Zwemlessen. Dit wordt niet elk jaar aangeboden. De zwemlessen betreffen zwemlessen voor het behalen van diploma’s A, B en C. In sommige jaren worden ook zwemlessen in snorkelen, zwemvaardigheid, survivalzwemmen, plankspringen of een dergelijke activiteit aangeboden. Voor het volgen van de zwemlessen voor diploma’s A, B en C is een abonnement vereist en een aparte vergoeding verschuldigd. Voor de overige zwemlessen wordt soms een aparte vergoeding in rekening gebracht naast het abonnement, dagkaart of 10-banenkaart. Tijdens de zwemlessen is het zwembad geheel of gedeeltelijk gesloten.
- Schoolzwemmen. Dit gebeurt niet in alle jaren. Tijdens het schoolzwemmen is het zwembad geheel of gedeeltelijk gesloten.
- Diverse evenementen. Het betreft evenementen zoals een kampeernacht, disco-zwemavonden, zeemeerminzwemmen, zwemmen met je hond en de Zwemvierdaagse of een dergelijk evenement. Eiseres biedt één of meerdere keren per jaar een evenement aan. Niet elk soort evenement wordt elk jaar georganiseerd. Voor toegang tot deze evenementen is een abonnement, dagkaart of 10-banenkaart vereist. Soms wordt daarnaast een aparte vergoeding in rekening gebracht.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn betwist zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast.
Voor amateursportorganisaties bestaat de subsidieregeling ‘Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties’ (BOSA) van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze regeling is bedoeld voor stichtingen of verenigingen die kwalificeren als amateursportorganisatie. Deze organisaties kunnen subsidie aanvragen voor bouw- en onderhoudskosten van sportaccommodaties en de aanschaf van sportmaterialen. Deze kosten (inclusief niet-aftrekbare omzetbelasting) komen in aanmerking voor 20% subsidie. De subsidie kan niet worden aangevraagd voor andere kosten, zoals verwarmingskosten van zwembaden. Belanghebbende heeft ter zitting bij het Hof uitgelegd dat door haar geen btw is afgetrokken op kosten waarvoor een BOSA-subsidie is verleend.
Belanghebbende streeft niet naar winst.
Belanghebbende biedt nog wel zwemles aan maar geen schoolzwemmen meer.
De doelgroep voor ‘vrij zwemmen’ bestaat hoofdzakelijk uit kinderen. Een (relatief klein) deel van de bezoekers komt speciaal voor ‘banen zwemmen’. Het (diepe) zwembad is geen officieel wedstrijdbad dat voldoet aan de eisen van de KNZB.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is, evenals in eerste aanleg, in geschil of de prestaties van belanghebbende zijn vrijgesteld van heffing van omzetbelasting op grond van de sportvrijstelling (artikel 11, lid 1, onder e, van de Wet OB). Omdat belanghebbende geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, is het geschil in hoger beroep beperkt tot het deel van de omzet (groot 90,5%) dat volgens de rechtbank niet is vrijgesteld (zie r.o. 10.3 de uitspraak van de rechtbank).