Gerechtshof Amsterdam, 18-04-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1463, 23/428
Gerechtshof Amsterdam, 18-04-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1463, 23/428
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 18 april 2024
- Datum publicatie
- 5 juni 2024
- Zaaknummer
- 23/428
- Relevante informatie
- Art. 7 Wet MRB 1994, Art. 13 Wet MRB 1994, Art. 34 Wet MRB 1994, Art. 37 Wet MRB 1994, Art. 67c AWR, Art. 6 EVRM
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting; verzuimboete.
Uitspraak
kenmerk 23/428
18 april 2024
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. A. Aaryf)
tegen de uitspraak van 6 april 2023 in de zaak met kenmerk HAA 21/2007 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 6 november 2021 heeft de inspecteur aan belanghebbende over het tijdvak 16 juli 2018 tot en met 24 juni 2020 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd, ten bedrage van € 4.761 (de naheffingsaanslag), alsmede bij beschikking van gelijke datum een boete van € 4.761 (de boetebeschikking).
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 6 april 2023 heeft de rechtbank als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover die betrekking heeft op de boete;
- vermindert de boete tot € 4.284,90; en
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de
uitspraak op bezwaar.”
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft het Hof toestemming gegeven zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen. Het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende laten weten dat geen zitting zou plaatsvinden tenzij hij daarom zou verzoeken. Belanghebbende heeft een dergelijk verzoek niet gedaan. Hierop heeft het Hof besloten een zitting achterwege te laten en het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Het Hof ziet aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen.
Belanghebbende staat sinds 15 juli 2009 ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP), laatstelijk op het adres [A-straat] te [Z] . Hij was van 17 mei 2018 tot en met 15 juli 2018 houder van een personenauto van het merk [merk] met het Nederlandse kenteken [kenteken 1] (de auto). Vanaf 16 juli 2018 staat dit kenteken in het kentekenregister op export en kreeg de auto het Bulgaarse kenteken [kenteken 2] .
Tot de gedingstukken behoort een aan de inspecteur verzonden “Signaal buitenlands gekentekend motorrijtuig” opgemaakt door de Landelijke Eenheid, dienst infrastructuur, van de Politie. Hierin staat onder andere het volgende vermeld:
“Gegevens constatering
Datum/tijd : donderdag 25 juni 2020 om 20:00 uur
Locatie : [locatie] , [plaats]
(…)
Gegevens feitelijke beschikker:
Achternaam : [X]
Voornamen : [voornaam]
Geboren : [geboortedatum]
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Bulgarije
(…)
Adres : [A-straat]
Postcode en plaats : [postcode] [Z]
(…)
Soort identiteitsbewijs : Nederlands rijbewijs
Nummer identiteitsbewijs : [#]
(…)
Gegevens voertuig
Voertuig : Personenauto
Merk/type : [merk]
Kleur : Zwart
Land : Bulgarije
Kenteken : [kenteken 2]
(…)
Verklaring
Het voertuig is van mijn ouders. Ik rij er heel af en toe maar in. Alleen al[s] zij in Nederland zijn.”
Naar aanleiding van dit signaal heeft de inspecteur met dagtekening 24 augustus 2020 een brief aan belanghebbende verzonden. Deze brief maakt melding van de controle en licht belanghebbende in over de gevolgen daarvan:
“(…)
BPM U krijgt voor de bpm nu alleen een waarschuwing. Blijkt dat u met het buitenlands gekentekende motorrijtuig weer gebruik maakt van de openbare weg in Nederland, dan kan ik u een naheffing met eventueel een boete opleggen.
MRB
De waarschuwing geldt niet voor de motorrijtuigenbelasting (mrb). Mogelijk moet u, voor het gebruik van de openbare we in Nederland met dit voertuig, mrb betalen. Als dat het geval is ontvangt u een vooraankondiging, gevolgd door een naheffingsaanslag met boete en indien van toepassing rekeningen voor de motorrijtuigenbelasting.
(…)”
De bedoelde vooraankondiging volgt op 26 september 2020.
Met ingang van 25 augustus 2020 is de auto weer op het Nederlandse kenteken [kenteken 3] gezet en tenaamgesteld op naam van belanghebbende.
Belanghebbende heeft op de vooraankondiging van 26 september 2020 gereageerd met een niet-gedagtekende brief, die op 6 oktober 2020 door verweerder is ontvangen. In deze brief staat onder andere het volgende vermeld
“ (…) Ik heb een paar keer gereden in de auto van mijn ouders in de aangegeven periode toen ze op visite in Nederland kwamen. Politie heeft mij 3 keer stopgezet in de afgelopen 3 jaar. Eerste keer (2018) dat ze me hebben stopgezet werd er alleen maar gecontroleer[d] en mocht ik weer verder. Tweede keer (2019) werd ik stopgezet voor een snelheidsovertreding. Derde keer (25-06-2020) werd ik ook stopgezet en gaf politie aan dat je niet mocht rijden met een auto van buitenlandse kenteken en dat je motorrijtuigbelasting moet betalen of een ontheffing moet aanvragen waarvan ik niets afwist. Sindsdien heb ik niet meer gebruik gemaakt van auto van mijn ouders.
(…)
De reden dat ik reed in de auto van mijn ouders is dat het te maken heeft met hun leeftijd en de trips die we maakten naar [plaats] is heel erg druk.
(…)
Ik ben me ervan bewust dat ik schuldig ben maar de aangegeven periode klopt niet, heb alleen maar gebruik gemaakt van de auto toen mijn ouders op visite kwamen. In de 2018 tot en met 2020 heb ik in totaal niet meer dan 3 weken er in gereden (…).”
Als bijlagen bij deze brief zijn enkele stukken in de Bulgaarse taal gevoegd, waaruit volgens belanghebbende blijkt dat de auto verzekerd is in Bulgarije en daar ook wordt onderhouden. Ook heeft belanghebbende een kopie toegezonden van de betaalbewijzen voor het elektronisch vignet op het kenteken [kenteken 2] voor de reis naar Bulgarije op 5 en 6 juli 2020.
In de bezwaarprocedure is belanghebbende gehoord. Daarbij heeft hij gebruikgemaakt van een tolk Nederlands-Bulgaars. In de uitspraak op bezwaar van 12 maart 2021 is onder ander het volgende als samenvatting van dat gesprek opgenomen:
“Het motorrijtuig is van de moeder van belanghebbende. Belanghebbende wordt dus onterecht als houder aangemerkt, dit blijkt uit diverse bewijsstukken die zijn aangeleverd. Belanghebbende heeft maar een paar keer met het motorrijtuig gereden in Nederland. (…)
Belanghebbbende is al eerder staande gehouden, maar heeft nooit bericht hierover ontvangen. Tijdens de staande[-]houding zat belanghebbende alleen in het motorrijtuig. Belanghebbende heeft dit motorrijtuig gebruikt voor een noodsituatie, ‘een van zijn chauffeurs had een ongeluk gehad. Dit motorrijtuig stond voor de deur, het motorrijtuig met Nederlands kenteken stond circa 2 kilometer verderop geparkeerd.”
Ter zitting van de rechtbank heeft de gemachtigde van belanghebbende een pleitnota voorgelezen. Daarin staat onder andere het volgende vermeld:
“De auto is door de [X] gebruikt als zijn ouders in Nederland bij hem de vakantie doorbrachten.
Het ligt voor de hand dat de [X] vaker zou zijn aangehouden als de auto zonder onderbreking in Nederland zou hebben rondgereden in de periode 16 juli 2018 tot en met 24 juni 2020.
Daarom is het aantal aanhouding[en] beperkt tot elk jaar 1 keer, te weten op de momenten dat de ouders in Nederland op vakantie zijn.
Op 25 juni 2020 had de [X] zijn auto niet voor de deur van zijn woning kunnen parkeren wegens drukte. Daarom stond zijn auto ongeveer 2 kilometer verderop.
De auto van zijn moeder stond wel voor de deur.
Vanwege de haast die de [X] voelde om zo snel mogelijk naar zijn medewerker te gaan die betrokken was bij een aanrijding heeft hij de sleutels van de auto van zijn moeder gepakt en is met haar auto gaan rijden.”
In het proces-verbaal van die zitting staat vermeld dat belanghebbende (zakelijk weergegeven en met behulp van de tolk) onder andere het volgende heeft verklaard:
“Een medewerker met een bestelauto van mij heeft mij gebeld dat er een aanrijding was. Toen ben ik met de auto van mijn ouders naar [plaats] vertrokken. Het tijdstip van de aanrijding en de aanhouding en de controle komen wel overeen.
(…)
De tijdstippen in het proces verbaal kunnen niet kloppen. Ik ben niet gestopt geweest om 20.00 uur. Ik ging overdag weg en ergens rond 12.00 uur ben ik gestopt. Ik ben ongeveer rond 13.30 uur teruggekomen. Ik heb er geen verklaring voor waarom er 20.00 uur staat, het klopt niet en het is mij niet duidelijk waarom,
(…)
Toen ik werd aangehouden voor de derde keer op 25 augustus (…)”
In het hogerberoepschrift staat onder andere het volgende vermeld:
“Cliënt heeft op 25 juni 2020 omstreeks 12.30 uur de auto van zijn ouders (met buitenlands kenteken) geleend om met spoed naar een collega te rijden die een verkeersongeval was overkomen (noodsituatie). Hij weet niet of en (indien iemand in de auto zou hebben gereden) wie rond het gestelde tijdstip omstreeks 20:00 uur (op 25 juni 2020) iemand met de auto van zijn ouders heeft gereden.
(…)
Verder is de Belastingdienst er ten onrechte van uitgegaan dat cliënt drie keer staande gehouden is in de nageheven periode (…). Ook in het kader van de betwisting in deze verwijst cliënt naar de individuele verklaringen van de [A] (broertje-productie 4), [B] (partner-productie 3) en de [C] (collega-productie 5).”
In de verklaring, gedateerd op 22 augustus 2023, van de [C] ( [C] ), waarnaar in het in 2.9 opgenomen citaat wordt verwezen, staat voor zover van belang het volgende vermeld:
“Hierbij verklaar ik (…) dat ik namens [belanghebbende] een brief heb gestuurd naar de Belastingdienst (…) waarin ik namens [belanghebbende] heb aangegeven dat hij eerder twee keer stopgezet zou zijn door de politie. [Belanghebbende] spreekt amper Nederlands en ik heb hem toen verkeerd begrepen. Hij heeft mij proberen te vertellen dat eerder in 2018 en 2019 het voertuig is stopgezet met andere bestuurders en dat de politie tegen die bestuurders niet heeft gezegd dat ze met een buitenlands kenteken niet mochten rijden.
Verder heb ik aangegeven in de brief die namens [belanghebbende] is verstuurd dat er in totaal maximaal 3 weken door hem in de auto van zijn ouders is gereden in de periode 2018-2020. Ook dit heb ik verkeerd begrepen. Er is in totaal namelijk maximaal 3 weken in de periode van 2018-2020 door anderen gereden in de auto van de ouders en dus niet alleen door [belanghebbende].
(…) Ik heb de brief gestuurd opgesteld en gestuurd zonder zijn akkoord en handtekening.”
Tot de stukken van het geding behoort een door belanghebbende ingebracht aanrijdingsformulier. Het formulier is met de hand ingevuld. Als datum van de aanrijding is 25 juni 2020 en als tijdstip is 19:15 leesbaar.
Belanghebbende heeft een verklaring van zijn ouders en een vertaling daarvan ingebracht. Hierin staat onder andere:
“Wij (…) verklaren dat gedurende de periode 2018-2020 de auto binnen/buiten Bulgarije door ons is bestuurd.
Alleen toen wij onze kinderen bezochten die in Nederland wonen, bestuurde zij soms onze auto als wij samen met hen de bezienswaardigheden moesten bezoeken en de musea in [plaats] .”
En een verklaring van de vriendin van belanghebbende, [B] , waarin onder andere staat:
“(…) wanneer [belanghebbendes] ouders op vakantie/familiebezoek waren in Nederland, heb ik [hen] een aantal keer naar supermarkt en enkele bezienswaardigheden in Nederland gereden met hun eigen auto met kenteken [kenteken 2] .”
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Tevens is de opgelegde boete in geschil.