Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-01-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:181, 22/114

Gerechtshof Amsterdam, 02-01-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:181, 22/114

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 januari 2024
Datum publicatie
24 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:181
Zaaknummer
22/114
Relevante informatie
Art. 22 WOZ, Art. 8:108 Awb, Art. 8:41 Awb

Inhoudsindicatie

Hoger beroep niet-ontvankelijk. Griffierecht op (derde/laatste) nota na afwijzing beroep op betalingsonmacht geheel niet betaald. Aangetekende nota is afgehaald bij PostNL-punt en niet retour ontvangen door Hof. Artikel 8:108 juncto 8:41, lid 6, Awb.

Uitspraak

kenmerk 22/114

2 januari 2024

uitspraak van de dertiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)

tegen de uitspraak van 1 februari 2022 in de zaak met kenmerk AMS 19/6378 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] , de heffingsambtenaar

en

de Staat, de minister van Justitie en Veiligheid te Den Haag, de Minister,

op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van een vergoeding van immateriële schade.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 31 maart 2019 op grond van artikel 22 van de Wet WOZ de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan het adres [A-straat] (1e verd. ged.) te [Z] voor het kalenderjaar 2019 naar waardepeildatum 1 januari 2018 vastgesteld op € 519.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 bekendgemaakt.

1.2.

Het tegen de hiervoor vermelde beschikking gemaakte bezwaar, dat door de heffingsambtenaar is ontvangen op 3 april 2019, is bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 29 oktober 2019, ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 1 februari 2022 heeft de rechtbank als volgt op het beroep beslist (belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 100,-;

- veroordeelt de Staat tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 900,-;

- draagt de heffingsambtenaar op een griffierecht van € 172,50 aan eiseres te vergoeden;

- draagt de Staat op een griffierecht van € 172,50 aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 270,50;

- veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 270,50.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld, ingekomen bij het Hof op 9 februari 2022. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Met dagtekening 8 november 2023 heeft belanghebbende een aanvullend stuk (door hem omschreven als een “pinpoint brief”) ingediend. Daarnaast zijn op 10 en 11 december 2023 diverse stukken van belanghebbende ingekomen.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 2. Feiten

2.1.

Bij aangetekende brief van 6 april 2022 heeft de griffier van het Hof aan de gemachtigde van belanghebbende een nota verstuurd, onder vermelding van ‘Betalingskenmerk [# 1] ’ en ‘Kenmerk van uw zaak: BK-AMS 22/00114 [X] B.V. vs Gemeente [Z] ”. In de brief is onder meer het volgende vermeld:

“U heeft een hogerberoepschrift ingediend. In verband hiermee is griffierecht

verschuldigd.

Het in deze zaak gedane beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht is

afgewezen, daarom krijgt u hierbij nogmaals een nota. Het nog te betalen

bedrag is € 548,00.

Ik deel u nu mee dat het verschuldigde bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van

verzending van de nota moet zijn bijgeschreven op rekening:

[rekeningnummer] , ten name van Ministerie van Justitie en

Veiligheid, Griffie LDCR onder vermelding van het betalingskenmerk

[# 1] .

Er wordt u geen betalingsherinnering meer gestuurd.

(…)

Als het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven kan het (hoger)

beroep niet ontvankelijk worden verklaard, dat wil zeggen dat het (hoger)

beroep niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen.”

2.2.

Op 13 oktober 2022 heeft een medewerker van PostNL per e-mail en telefonisch aan de griffie van het Hof verklaard dat de brief is ontvangen en opgehaald. Deze brief is niet retour ontvangen door het Hof.

2.3.

Ter zitting van het Hof heeft de gemachtigde onder meer verklaard:

“ [Y] heeft een portefeuille van meer dan een miljard euro. Hij heeft veel vennootschappen. [Y] is een goede klant. Ik schiet het griffierecht voor en hij betaalt mij het griffierecht terug.

Op 10 februari 2022 heb ik een nota ontvangen van € 136 (betalingskenmerk [# 2] ). Die is betaald op 12 februari 2022. Op 12 maart 2022 heb ik een andere nota ontvangen van € 548 met kenmerk [# 3] . Op 11 april 2022 heb ik deze tweede nota betaald van mijn zakelijke rekening. Ik leg de kopieën van deze twee nota’s en bankafschriften over aan het Hof.

U houdt mij voor dat op 6 april 2023 per aangetekende post een derde nota (betalingskenmerk [# 1] ) van € 548 naar mij is gestuurd, na de afwijzing van het beroep op betalingsonmacht, en dat volgens PostNL dit stuk is opgehaald. Volgens u zijn de nota’s 1 en 2 teruggeboekt en zijn de betaalde bedragen van € 136 en € 548 teruggestort. Ik heb maar twee nota’s gehad. De derde nota heb ik niet ontvangen. Ik heb één postbus (14000). Heeft u een bewijs dat ik ergens voor getekend heb? Ik denk het niet. Ik heb niets teruggekregen en er alle vertrouwen in dat ik het teveel betaalde bedrag aan griffierecht van € 136 nog een keer terugkrijg.”

2.4.

Op 13 april 2022 is een bedrag van € 548, betaald op de nota met betalingskenmerk [# 3] , retour gestort op de rekening van de gemachtigde.

3 Geschil in hoger beroep

Allereerst zal het Hof de vraag beantwoorden of belanghebbende ontvangen kan worden in haar hoger beroep. Indien belanghebbende ontvankelijk is, is aan de orde of de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing