Gerechtshof Amsterdam, 20-06-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1946, 23/306
Gerechtshof Amsterdam, 20-06-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1946, 23/306
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 juni 2024
- Datum publicatie
- 17 juli 2024
- Zaaknummer
- 23/306
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ
Inhoudsindicatie
WOZ-waarde woning. Overschrijding opbrengstlimiet inzake rioolheffing en afvalstoffenheffing.
Uitspraak
kenmerk 23/306
20 juni 2024
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. M.M. Vrolijk)
tegen de uitspraak van 8 februari 2023 in de zaak met kenmerk AMS 21/4910 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] , de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde (hierna: de WOZ-waarde) van de woning aan het adres [A-straat] te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2018 naar waardepeildatum 1 januari 2017 vastgesteld op € 415.000. Gelijktijdig is in hetzelfde geschrift de aanslag onroerendezaakbelasting eigenaar, de aanslag afvalstoffenheffing en de aanslag rioolheffing 2018 bekendgemaakt.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de heffingsambtenaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 8 februari 2023 heeft de rechtbank als volgt beslist:
“De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar, voor zover het de daarin vastgestelde WOZ-waarde van de woning betreft;
stelt de WOZ-waarde van de woning voor het belastingjaar 2018 vast op
€ 410.000,-;
bepaalt dat de aanslag onroerende zaakbelasting overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de bestreden uitspraak op bezwaar;
veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling aan eiseres van een schadevergoeding tot een bedrag van € 2.500,-
veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.092,50;
draagt de heffingsambtenaar op het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.”
Belanghebbende heeft bij het Hof hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woning. De woning betreft een bovenwoning met een oppervlakte van 99 m².
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de waarde van de woning, zoals verminderd door de rechtbank, te hoog is vastgesteld. Tevens is in geschil of de opbrengstlimiet is overschreden ten aanzien van de rioolheffing en afvalstoffenheffing. Tenslotte is in geschil of de rechtbank de proceskostenvergoeding op het juiste bedrag heeft vastgesteld.