Gerechtshof Amsterdam, 20-06-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1947, 22/2434
Gerechtshof Amsterdam, 20-06-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1947, 22/2434
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 juni 2024
- Datum publicatie
- 17 juli 2024
- Zaaknummer
- 22/2434
- Relevante informatie
- Art. 4:19 Awb
Inhoudsindicatie
Aanslag waterschapsbelasting.
Proceskostenvergoeding aan persoon behorend tot het huishouden van gemachtigde.
Uitspraak
kenmerk 22/2434
20 juni 2024
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. M.M. Vrolijk)
tegen de uitspraak van 29 september 2022 in de zaak met kenmerk AMS 20/6249 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, de heffingsambtenaar.
en
- op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van een vergoeding van immateriële schade -
de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 30 mei 2020 aan belanghebbende een aanslag waterschapsbelasting 2020 opgelegd ten bedrage van € 243,33, bestaande uit een bedrag van € 73,85 aan Watersysteemheffing gebouwd, een bedrag van € 114,56 aan Watersysteemheffing ingezetenen en een bedrag van € 54,92 aan Zuiveringsheffing woonruimte.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Tevens heeft belanghebbende verweerder in gebreke gesteld voor het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.
Bij uitspraak op bezwaar van 16 oktober 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 18 mei 2021 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een dwangsom toegekend van € 857.
Belanghebbende heeft tegen het besluit tot toekenning van een dwangsom bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 9 augustus 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van 16 oktober 2020 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 29 september 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft bij het Hof hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woning aan de [A-straat] te [Z] .
De woning is gelegen binnen de grenzen van het verzorgingsgebied van het [plaats] .
De gemachtigde woont samen met belanghebbende en voert een gezamenlijke huishouding met haar.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de aanslag waterschapsbelastingen terecht en naar een juist bedrag is opgelegd. Tevens is in geschil of aan belanghebbende een hoger bedrag aan dwangsom moet worden toegekend en of de rechtbank aan belanghebbende een immateriële schadevergoeding had moeten toekennen wegens overschrijding van de redelijke termijn.