Gerechtshof Amsterdam, 09-07-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2291, 23/501 t/m 23/513 en 23/533 t/m 23/536
Gerechtshof Amsterdam, 09-07-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2291, 23/501 t/m 23/513 en 23/533 t/m 23/536
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 9 juli 2024
- Datum publicatie
- 11 september 2024
- Zaaknummer
- 23/501 t/m 23/513 en 23/533 t/m 23/536
- Relevante informatie
- Art. 8:118 Awb, Art. 9 Wet BPM, Art. 110 VWEU
Inhoudsindicatie
BPM. Formele kwesties. 8:118 Awb vanwege intrekking incidenteel hoger beroepen inspecteur. Pkv in beroep, toegekend in één moederuitspraak, niet te laag. Samenhang. Ook voor imsv (totaal € 15.000 voor beroepen tegen ongeveer 875 uitspraken op bezwaar).
Uitspraak
kenmerken 23/501, 23/502, 23/503 en 23/504, 23/505 tot en met 23/513, en 23/533 tot en met 23/536
9 juli 2024
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven)
tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 1 mei 2023 in de zaken met de kenmerken (i) HAA 19/3953, (ii) HAA 20/6242, (iii) HAA 21/3121 en HAA 21/3122, (iv) HAA 21/3123 tot en met HAA 21/3131, en (v) HAA21/3897 tot en met HAA 21/3900 in de gedingen tussen
belanghebbende
en
1 de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur, en
2. de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat,
alsmede op het verzoek als bedoeld in artikel 8:188 van de Awb van belanghebbende tot veroordeling van de inspecteur in haar kosten in verband met de ingetrokken incidenteel hoger beroepen.
1 Ontstaan en loop van het geding
De rechtbank heeft in de vijf bestreden uitspraken beslist op zeventien beroepen van belanghebbende over de voor de registratie van 16 personenauto’s geheven belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm). Drie van de beroepen heeft de rechtbank ongegrond verklaard (zaken 23/502, 23/535 en 23/536 = HAA 20/6242, HAA 21/3899 en HAA 21/3900), de overige beroepen gegrond.
Ter zake van alle gegronde beroepen heeft de rechtbank de inspecteur opgedragen aan belanghebbende een teruggaaf te verlenen en belastingrente te vergoeden, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende in bezwaar (€ 54,50 per zaak, € 763 in totaal) en de inspecteur opgedragen aan belanghebbende het griffierecht te vergoeden.
In de uitspraak met kenmerk HAA 19/3953 (hierna: de moederuitspraak) heeft de rechtbank daarnaast voor alle beroepen die zij in de thans bestreden uitspraken gegrond heeft verklaard, alsmede voor nog vele andere beroepen die zij tegelijkertijd heeft behandeld, de inspecteur veroordeeld in de kosten van belanghebbende voor de behandeling van het beroep tot een bedrag van € 4.185. Ten slotte heeft de rechtbank zowel de inspecteur als de Staat veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende, in goede justitie vastgesteld op € 15.000 in totaal voor beroepen tegen ongeveer 875 uitspraken op bezwaar (€ 9.000 respectievelijk € 6.000).
Op 20 juni 2023 heeft belanghebbende bij vijf geschriften de hoger beroepen ingesteld. De gronden zijn in juli 2023 in evenzovele (nagenoeg) identieke geschriften aangevuld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft op 25 oktober 2023 incidenteel hoger beroepen ingesteld (in één geschrift, ook nog voor andere zaken). Belanghebbende heeft een schriftelijke zienswijze ingediend.
Op 24 mei 2024 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024. Ter zitting heeft de inspecteur zijn incidenteel hoger beroepen ingetrokken. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Voor de feitenvaststelling verwijst het Hof naar de uitspraken van de rechtbank.