Gerechtshof Amsterdam, 01-08-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2777, 24/32
Gerechtshof Amsterdam, 01-08-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2777, 24/32
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 1 augustus 2024
- Datum publicatie
- 9 oktober 2024
- Zaaknummer
- 24/32
- Relevante informatie
- Art. 234 Gemw, Art. 20 AWR
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting; art. 234 lid 2 en 3 Gemeentewet. Belanghebbendes klacht dat geen parkeerbelasting mocht worden nageheven, omdat volgens de tarieventabel het geldende tarief “de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode niet in rekening wordt gebracht”, terwijl niet aannemelijk is dat belanghebbende langer dan twee uur heeft geparkeerd, slaagt niet.
Uitspraak
Kenmerk 24/32
1 augustus 2024
Vierde meervoudige belastingkamer
van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
(gemachtigde: I.N.D.J. Rissema),
tegen de uitspraak van 25 oktober 2023 in de zaak met AMS 23/1780 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
inzake een aan belanghebbende met dagtekening 16 december 2022 en nummer [nummer] opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
De heffingsambtenaar heeft het Hof toestemming gegeven om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen. Het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende laten weten dat geen zitting zou plaatsvinden, tenzij hij daarom zou verzoeken. Hij heeft een dergelijk verzoek niet gedaan. Hierop heeft het Hof het onderzoek gesloten.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Gronden
1. De plaats waar belanghebbende haar auto heeft geparkeerd is door het college van B en W aangewezen als weggedeelte bestemd voor betaald parkeren. Art. 1, aanhef en onderdeel g, van de Tarieventabel 2020 behorende bij de in dezen geldende Parkeerverordening Diemen 2020 (hierna: de Verordening) bepaalt voor dat weggedeelte dat het tarief bedraagt: “€ 1,50 per uur. Daarbij is van toepassing dat de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode niet in rekening wordt gebracht”.
2. De parkeerbelasting wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt ingevolge art. 12 lid 1 van de Verordening (overeenkomstig het bepaalde in art. 234 lid 2, aanhef en onderdeel a, Gemeentewet) aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.
3. Bij de aanvang van het parkeren heeft belanghebbende geen parkeerapparatuur in werking gesteld, zodat geen voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden en dus een naheffingsaanslag mocht worden opgelegd.
4. Op grond van art. 234 lid 3 Gemeentewet wordt ingeval een naheffingsaanslag wordt opgelegd, deze berekend over een parkeerduur van een uur, tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling geparkeerd heeft gestaan.
5. Het standpunt van belanghebbende, inhoudende dat niet kan worden nageheven omdat niet aannemelijk is dat zij langer dan twee uur heeft geparkeerd, is onjuist. Het bepaalde in de tarieventabel dat “de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode niet in rekening wordt gebracht” maakt dat niet anders. Op grond van art. 234 lid 3 Gemeentewet kan forfaitair worden nageheven indien geen voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden en hoeft de naheffing niet te worden beperkt tot de te weinig betaalde belasting zoals bedoeld in artikel 20 lid 1 AWR (vgl. HR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:56, r.o. 2.3.2).
Slotsom
6. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond, er moet worden beslist zoals hiervoor weergegeven onder ‘Beslissing”.
7. Voor een kostenveroordeling ziet het Hof geen aanleiding.
De mondelinge uitspraak is gedaan op 1 augustus 2024 door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, M.J. Leijdekker en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. W. de Gelder als griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier. De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: