Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3238, 23/799
Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3238, 23/799
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 5 november 2024
- Datum publicatie
- 27 november 2024
- Annotator
- Zaaknummer
- 23/799
- Relevante informatie
- Art. 22 Wet WOZ, Art. 30a Wet WOZ, Art. 40 Wet WOZ
Inhoudsindicatie
WOZ-waarde woning. Schending artikel 40 Wet WOZ, vergoeding griffierecht en vergoeding immateriële schade.
Uitspraak
kenmerk 23/799
5 november 2024
uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: [Persoon] )
alsmede
op het incidenteel hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z], de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van 28 juli 2023 in de zaak met kenmerk HAA 22/1804 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 26 februari 2021 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde (hierna: de WOZ-waarde) van de woning aan het adres [Straat 1] te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2021 naar waardepeildatum 1 januari 2020 vastgesteld op
€ 217.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelasting 2021 bekendgemaakt.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend
25 januari 2022, ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft bij brief van 3 maart 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 28 juli 2023 heeft de rechtbank als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) :
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep ongegrond;
- -
-
veroordeelt verweerder tot vergoeding van de immateriële schade van eiser tot een bedrag van € 500 en
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 1 september 2023. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft inzake het incidenteel hoger beroep een verweerschrift ingediend en de heffingsambtenaar heeft een nader stuk ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Voor de zitting hebben belanghebbende en de heffingsambtenaar laten weten dat zij niet zullen verschijnen.
Het hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een tussenwoning, gebouwd in 1901. De inhoud van de woning is 150 m³ en de oppervlakte van het perceel bedraagt 93 m². De woning is voorzien van een aanbouw (60 m³), een dakkapel, een berging/schuur en een tuinhuis/blokhut.
2. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder onder meer het volgende overwogen:
“ Bij de waardering van uw woning is reeds een aftrek toegepast voor de staat van onderhoud van uw woning. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de gehanteerde prijs/m³ van uw woning lager is dan in vergelijking met de prijzen/m³ van de verkochte woningen. Op deze manier is er rekening gehouden met de minder dan gemiddelde staat van uw woning.
(…).
Uw woning [Straat 1] is als ondergemiddeld gewaardeerd. ”
Het Hof gaat ook uit van de hiervoor vermelde feiten en vult deze al volgt aan.
In de beroepsfase (bij het verweerschrift) heeft de heffingsambtenaar een matrix overgelegd met zes vergelijkingsobjecten. Dit zijn andere vergelijkingsobjecten dan de vergelijkingsobjecten die in de bezwaarfase zijn gehanteerd.
3 Geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de uitspraak van de rechtbank juist is. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of de heffingsambtenaar artikel 40 Wet WOZ heeft geschonden en of de rechtbank terecht geen vergoeding van griffierecht aan belanghebbende heeft toegekend.
In incidenteel hoger beroep is in geschil of aan belanghebbende terecht een vergoeding voor immateriële schade is toegekend.