Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3239, 23/858
Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3239, 23/858
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 5 november 2024
- Datum publicatie
- 27 november 2024
- Annotator
- Zaaknummer
- 23/858
- Relevante informatie
- Art. 40 WOZ, Art. 8:91 Awb, Art. 8:94 Awb
Inhoudsindicatie
WOZ-waarde woning. Schending artikel 40 Wet WOZ, toekenning proceskostenvergoeding, vergoeding griffierecht en vergoeding immateriële schade.
Uitspraak
kenmerk 23/858
5 november 2024
uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: [Persoon] )
alsmede
op het incidenteel hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente [Plaats], de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van 11 augustus 2023 in de zaak met kenmerk HAA 22/1862 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar.
en
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 26 februari 2021 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde (hierna: de WOZ-waarde) van de woning aan het adres [Straat] te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2021 naar waardepeildatum 1 januari 2020 vastgesteld op
€ 358.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelasting 2021 bekendgemaakt.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend
28 januari 2022, ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft bij brief van 9 maart 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 11 augustus 2023 heeft de rechtbank als volgt beslist (belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van immateriële schade van eiseres tot een
bedrag van € 417;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de immateriële schade van eiseres tot een bedrag van € 83; en
- veroordeelt verweerder en de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres, ieder tot een bedrag van € 209,25.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 21 september 2023. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft inzake het incidenteel hoger beroep een verweerschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft vervolgens een nader stuk ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Voor de zitting hebben belanghebbende en de heffingsambtenaar laten weten dat zij niet zullen verschijnen.
Het Hof heeft het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiseres is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een tussenwoning uit bouwjaar 1986. De inhoud van de woning is 277 m³ en de oppervlakte van het perceel bedraagt 132 m². De woning is voorzien van een dakkapel, een berging en een carport.”
Het Hof gaat ook uit van de hiervoor vermelde feiten.
3 Geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep
Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de volgende vragen:
1) Heeft de heffingsambtenaar artikel 40 Wet WOZ geschonden?
2) Moest belanghebbende eerst beroep in stellen om van de heffingsambtenaar voldoende gegevens te verkrijgen ter onderbouwing van de waarde van de woning?
3) Is de door de rechtbank gehanteerde wegingsfactor van 0,25 juist?
4) Heeft de rechtbank terecht geen vergoeding van griffierecht aan belanghebbende gelast?
In incidenteel hoger beroep is in geschil of aan belanghebbende terecht een vergoeding voor immateriële schade is toegekend.