Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-12-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3556, 24/3136 tot en met 24/3141

Gerechtshof Amsterdam, 03-12-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3556, 24/3136 tot en met 24/3141

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 december 2024
Datum publicatie
25 december 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:3556
Zaaknummer
24/3136 tot en met 24/3141
Relevante informatie
Art. 31a Wet LB, Art. 10ea Uitv Besl LB

Inhoudsindicatie

Maximale looptijd van de 30%-regeling

Uitspraak

kenmerken 24/3136 tot en met 24/3141

3 december 2024

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J. de Vries)

tegen de uitspraak van 8 maart 2024 in de zaak met kenmerken HAA 21/5087 tot en met 21/5092 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de door een inhoudingsplichtige over de tijdvakken januari, februari, maart, april, mei en juni 2021 van hem ingehouden loonheffing.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar, de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 8 maart 2024 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Van de zijde van belanghebbende zijn op 13 en 26 november 2024 nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):

“Feiten

1. Met dagtekening 25 september 2015 is aan eiser een beschikking 30%-bewijsregel (hierna: de eerste 30%-beschikking) afgegeven voor zijn tewerkstelling bij [BV 1] met een looptijd van 1 augustus 2015 tot en met 31 juli 2023.

2. In de eerste 30%-beschikking staat – voor zover hier van belang – het volgende.

“Deze beschikking is afgegeven op grond van de in het verzoek verstrekte gegevens, en is geldig onder voorbehoud van wijziging in wet- en regelgeving.”

3. In juni 2018 heeft de Belastingdienst, afdeling Centrale Administratieve Processen, aan belastingplichtigen met een 30%-beschikking, een brief gestuurd om hen te informeren over het voornemen van het kabinet om per 1 januari 2019 de looptijd van de 30%-bewijsregel (hierna ook: 30%-regeling) te verkorten van acht naar vijf jaar.

4. In december 2018 heeft verweerder aan belastingplichtigen met een 30%-beschikking, een brief gestuurd om hen te informeren dat het wetsvoorstel over de 30%-regeling is aangenomen en wat de gevolgen daarvan zijn voor de looptijd van de 30%-regeling. In de brief van december 2018 staat – voor zover hier van belang – het volgende.

Wat is uw nieuwe einddatum van de 30%-regeling?

De nieuwe einddatum van de 30%-regeling hangt af van de einddatum op uw beschikking. Er geldt een overgangsregeling. In het overzicht ziet u wat de nieuwe einddatum is.

(…)”

5. Per 1 november 2019 is eiser in dienst getreden bij [BV 2] thans genaamd [bedrijfsnaam] (hierna: de inhoudingsplichtige).

6. Met dagtekening 20 januari 2020 is aan eiser een beschikking 30%-bewijsregel (hierna: de tweede 30%-beschikking) afgegeven voor zijn tewerkstelling bij de inhoudingsplichtige met een looptijd van 1 november 2019 tot en met 31 december 2020.

7. Tegen de tweede 30%-beschikking is geen bezwaar gemaakt.

8. Met ingang van 1 januari 2021 heeft de inhoudingsplichtige de 30%-regeling niet meer toegepast op het loon van eiser.

Beroepsfase

9. Tot de dossierstukken in de beroepsfase behoort een verzoek met dagtekening 11 mei 2023 van de gemachtigde van eiser tot het inplannen van de mondelinge behandeling voor diverse lopende beroepszaken met betrekking tot de verkorting van de looptijd van de 30%-regeling. Het verzoek luidt – voor zover hier van belang – als volgt.

“Namens meerdere belanghebbenden hebben wij bij uw Rechtbank beroep aangetekend tegen de verkorting van de looptijd van de 30%-regeling.

(…)

De hiervoor genoemde zes belanghebbenden zijn door ons, in samenspraak met de belastingdienst, geselecteerd om te dienen in proefprocedures. Ieder van deze zes belanghebbenden vertegenwoordigt daardoor een groot aantal belastingplichtigen.

Proefprocedures

Met de belastingdienst hebben wij afspraken gemaakt die inhouden dat de uitkomst van deze zes procedures gevolgen zal hebben voor een groot aantal belastingplichtigen/participanten. De afspraken met de belastingdienst zijn vastgelegd in vier vaststellingsovereenkomsten. Deze hebben wij bijgesloten. We verzoeken u om deze aan de gedingstukken toe te voegen.

Het geschil dat aan uw rechtbank wordt voorgelegd is voor alle zes belanghebbenden gelijk. Dat is de vraag of de beëindiging van het overgangsrecht ex artikel XIV Overgangsrecht Belastingplan 2019 in strijd is met enige wet- of regelgeving met inbegrip van enig rechtsbeginsel en als daarvan inderdaad sprake is, of de 30%-regeling dan gedurende de volledige op de afgegeven beschikking opgenomen looptijd toegepast kan worden. Omdat de feitelijke situatie van belanghebbenden verschillen vertoont die wellicht relevant zijn voor de beantwoording van het geschil, zijn er 6 categorieën geformuleerd.

Voor participanten die zijn ingedeeld in groep 1b is de uitkomst van de procedure van [Persoon] doorslaggevend. Voor participanten die zijn ingedeeld in groep 5 geldt de uitkomst van de procedure voor [X] .”

Bij het verzoek zijn vier inhoudelijk verschillende vaststellingsovereenkomsten gevoegd, welke door partijen zijn getekend.”

2.2.

Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten.

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is in geschil of van belanghebbende teveel loonheffing is ingehouden omdat daarbij geen rekening is gehouden met de zogenaamde 30%-regeling over de tijdvakken vermeld onder 1.1.

4 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5 Kosten

6 Beslissing