Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-12-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3591, 23/701

Gerechtshof Amsterdam, 19-12-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3591, 23/701

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 december 2024
Datum publicatie
22 januari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:3591
Zaaknummer
23/701
Relevante informatie
Art. 3 Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

BTW. Misbruik van recht. Herdefiniëring van de transacties en handelingen. Zakelijke auto is tegen een abnormaal lage vergoeding verkocht aan (indirecte) aandeelhouder. De maatstaf van heffing moet opwaarts worden gecorrigeerd.

Uitspraak

kenmerk 23/701

19 december 2024

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Fiscale eenheid [Holding B.V.] en [Dochter B.V.], gevestigd te [Plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R.J.G.P Severens)

alsmede op het incidenteel hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur

tegen de uitspraak van 12 juli 2023 in de zaak met kenmerk HAA 21/5864 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De rechtbank heeft als volgt beslist op het beroep van belanghebbende betreffende een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, en daarbij opgelegde beschikking belastingrente en vergrijpboete:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de naheffingsaanslag tot € 10.413;

-

vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

-

vernietigt de boetebeschikking;

-

bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaatst treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 935;

-

draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 360 aan haar te vergoeden.”

1.2.

Belanghebbende heeft met een beroepschrift zonder gronden het hoger beroep ingesteld en heeft later de gronden aangevuld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, tevens inhoudende een incidenteel hoger beroep.

1.3.

De inspecteur heeft op 29 november 2024 zijn pleitnota toegestuurd.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2024. Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft - met betrekking tot in hoger beroep resterende geschil - de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’):

“1. Eiseres is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting, bestaande uit [Holding B.V.] ( [Holding B.V.] ) en [Dochter B.V.] ( [Dochter B.V.] ) . Eiseres verricht houdsteractiviteiten en management- en adviesdiensten voor onder andere [Vennootschap] Zij is als zodanig ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). [Directeur-grootaandeelhouder] ( [DGA] ) houdt 100% van de aandelen in [Holding B.V.] en is als directeur in dienst bij [Holding B.V.] . [Holding B.V.] houdt op haar beurt 100% van de aandelen in [Dochter B.V.] en is de enige bestuurder van [Dochter B.V.] .

2. [DGA] is belastingadviseur, accountant (AA) en lid van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB). [DGA] stelt de aangiften omzetbelasting van eiseres op.

3. Eiseres [lees: [Holding B.V.] ; toevoeging Hof] heeft op 29 augustus 2014 een factuur ontvangen van Sengpiel - Automobile GmbH , gevestigd in Duitsland, voor de aankoop van een Audi RS5 cabriolet (de auto) voor een bedrag van € 48.319. De auto is op 22 oktober 2014 op naam van eiseres gezet. Tot 18 november 2014 is niet met de auto gereden, omdat dit als gevolg van schade niet mogelijk was. De schade is door Splinter B.V. hersteld. Splinter B.V. heeft hiervoor op 18 november 2014 een factuur uitgereikt aan eiseres ten bedrage van € 22.903 (inclusief € 3.974 omzetbelasting).

4. Omdat voor de auto sprake is van een intracommunautaire verwerving heeft eiseres in haar aangifte omzetbelasting voor het derde kwartaal 2014 het voor die verwerving verschuldigde bedrag aan omzetbelasting van € 10.147 aangegeven en dit bedrag ook als voorbelasting in aftrek gebracht. Eiseres heeft de door Splinter B.V. in rekening gebrachte omzetbelasting in haar aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2014 als voorbelasting in aftrek gebracht.

5. Eiseres heeft op 6 januari 2015 de auto verkocht aan [DGA] . Eiseres heeft hiervoor een factuur uitgereikt voor een te betalen bedrag van in totaal € 15.000 bestaande uit een bedrag aan rest-bpm van € 14.053, een netto bedrag belast met btw van € 783 en een bedrag van € 164 aan btw. Ter zake van deze verkoop is een verkapte dividenduitkering in aanmerking genomen van netto € 60.000, omdat [DGA] hiermee door eiseres is bevoordeeld. [Holding B.V.] heeft hiervoor op 21 januari 2015 een aangifte dividendbelasting ingediend voor een te betalen bedrag van € 10.588. Uit de aangifte volgt dat [Holding B.V.] deze belasting niet voor haar rekening neemt.

2.2.

Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten en vult deze als volgt aan.

2.3.

Belanghebbende heeft ook in 2017 en 2018/2019 luxe (sport)auto’s gekocht en binnen afzienbare tijd verkocht aan [DGA] , telkens voor een bedrag van € 15.000.

3 Geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep

In het hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag en boete terecht en tot de juiste hoogte zijn opgelegd.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing